De Nepalese taal, ook wel bekend als Nepali, is de officiƫle taal van Nepal en wordt door miljoenen mensen in Nepal en India gesproken. Voor taalstudenten die hun vaardigheden naar een A2-niveau willen tillen, is het essentieel om een basisvocabulaire te ontwikkelen dat hen helpt bij dagelijkse communicatie. In dit artikel zullen we enkele van de meest essentiƫle Nepalese woorden en zinnen bespreken die u moet kennen om een solide basis te leggen.
Groeten en beleefdheidsuitdrukkingen
Een van de eerste dingen die u leert in een nieuwe taal zijn de groeten en beleefdheidsuitdrukkingen. Hier zijn enkele basiswoorden en zinnen die u moet kennen:
– Namaste (ą¤Øą¤®ą¤øą„ą¤¤ą„) – Hallo / Tot ziens
– Subha prabhat (ą¤¶ą„ą¤ ą¤Ŗą„ą¤°ą¤ą¤¾ą¤¤) – Goedemorgen
– Subha ratri (ą¤¶ą„ą¤ ą¤°ą¤¾ą¤¤ą„ą¤°ą¤æ) – Goedenacht
– Dhanyabad (ą¤§ą¤Øą„ą¤Æą¤µą¤¾ą¤¦) – Dank u
– Kripaya (ą¤ą„ą¤Ŗą¤Æą¤¾) – Alstublieft
– Maaf garnus (ą¤®ą¤¾ą¤« ą¤ą¤°ą„ą¤Øą„ą¤¹ą„ą¤øą„) – Sorry
– Tapai lai kasto chha? (ą¤¤ą¤Ŗą¤¾ą¤ą¤ą¤²ą¤¾ą¤ ą¤ą¤øą„ą¤¤ą„ ą¤?) – Hoe gaat het met u?
– Malai sanchai chha (ą¤®ą¤²ą¤¾ą¤ ą¤øą¤Øą„ą¤ą„ ą¤) – Het gaat goed met mij
Deze eenvoudige groeten en beleefdheidsuitdrukkingen zijn essentieel voor elke basisinteractie in het Nepalees.
Basisgetallen
Het kennen van de basisgetallen is cruciaal in elke taal. Hier zijn de getallen van 1 tot 10 in het Nepalees:
– Ek (ą¤ą¤) – EĆ©n
– Dui (ą¤¦ą„ą¤) – Twee
– Tin (ą¤¤ą„ą¤Ø) – Drie
– Char (ą¤ą¤¾ą¤°) – Vier
– Paanch (ą¤Ŗą¤¾ą¤ą¤) – Vijf
– Chha (ą¤) – Zes
– Saat (ą¤øą¤¾ą¤¤) – Zeven
– Aath (ą¤ą¤ ) – Acht
– Nau (ą¤Øą„) – Negen
– Das (ą¤¦ą¤ø) – Tien
Het is ook nuttig om de tientallen te kennen:
– Bees (ą¤¬ą„ą¤ø) – Twintig
– Tees (ą¤¤ą„ą¤ø) – Dertig
– Chaalees (ą¤ą¤¾ą¤²ą„ą¤ø) – Veertig
– Pachaas (ą¤Ŗą¤ą¤¾ą¤ø) – Vijftig
– Saathee (ą¤øą¤¾ą¤ ą„) – Zestig
– Sattaree (ą¤øą¤¤ą„ą¤¤ą¤°ą„) – Zeventig
– Ashe (ą¤
ą¤øą„) – Tachtig
– Nabbe (ą¤Øą¤¬ą„ą¤¬ą„) – Negentig
– Saya (ą¤øą¤Æ) – Honderd
Dagen van de week en maanden van het jaar
Het kennen van de dagen van de week en de maanden van het jaar is ook belangrijk voor dagelijkse communicatie:
Dagen van de week
– Aaitabar (ą¤ą¤ą¤¤ą¤¬ą¤¾ą¤°) – Zondag
– Sombar (ą¤øą„ą¤®ą¤¬ą¤¾ą¤°) – Maandag
– Mangalbar (ą¤®ą¤ą¤ą¤²ą¤¬ą¤¾ą¤°) – Dinsdag
– Budhabar (ą¤¬ą„ą¤§ą¤¬ą¤¾ą¤°) – Woensdag
– Bihibar (ą¤¬ą¤æą¤¹ą¤æą¤¬ą¤¾ą¤°) – Donderdag
– Sukrabar (ą¤¶ą„ą¤ą„ą¤°ą¤¬ą¤¾ą¤°) – Vrijdag
– Sanibar (ą¤¶ą¤Øą¤æą¤¬ą¤¾ą¤°) – Zaterdag
Maanden van het jaar
– January (ą¤ą¤Øą¤µą¤°ą„) – Januari
– February (ą¤«ą„ą¤¬ą„ą¤°ą„ą¤
ą¤°ą„) – Februari
– March (ą¤®ą¤¾ą¤°ą„ą¤) – Maart
– April (ą¤
ą¤Ŗą„ą¤°ą¤æą¤²) – April
– May (ą¤®ą„) – Mei
– June (ą¤ą„ą¤Ø) – Juni
– July (ą¤ą„ą¤²ą¤¾ą¤) – Juli
– August (ą¤
ą¤ą¤øą„ą¤) – Augustus
– September (ą¤øą„ą¤Ŗą„ą¤ą„ą¤®ą„ą¤¬ą¤°) – September
– October (ą¤
ą¤ą„ą¤ą„ą¤¬ą¤°) – Oktober
– November (ą¤Øą„ą¤ą„ą¤®ą„ą¤¬ą¤°) – November
– December (ą¤”ą¤æą¤øą„ą¤®ą„ą¤¬ą¤°) – December
Familieleden
Het is belangrijk om de woorden voor familieleden te kennen, aangezien dit vaak in gesprekken naar voren komt:
– Buwa (ą¤¬ą„ą¤µą¤¾) – Vader
– Aama (ą¤ą¤®ą¤¾) – Moeder
– Dai (ą¤¦ą¤¾ą¤) – Oudere broer
– Bhai (ą¤ą¤¾ą¤) – Jongere broer
– Didi (ą¤¦ą¤æą¤¦ą„) – Oudere zus
– Bahini (ą¤¬ą¤¹ą¤æą¤Øą„) – Jongere zus
– Hajurbuwa (ą¤¹ą¤ą„ą¤°ą¤¬ą„ą¤µą¤¾) – Grootvader
– Hajuraama (ą¤¹ą¤ą„ą¤°ą¤ą¤®ą¤¾) – Grootmoeder
Kleuren
Kleuren zijn een essentieel onderdeel van het dagelijks leven en het is nuttig om de namen van verschillende kleuren te kennen:
– Rato (ą¤°ą¤¾ą¤¤ą„) – Rood
– Nilo (ą¤Øą„ą¤²ą„) – Blauw
– Hariyo (ą¤¹ą¤°ą¤æą¤Æą„) – Groen
– Pahelo (ą¤Ŗą¤¹ą„ą¤²ą„) – Geel
– Kalo (ą¤ą¤¾ą¤²ą„) – Zwart
– Seto (ą¤øą„ą¤¤ą„) – Wit
– Gulabi (ą¤ą„ą¤²ą¤¾ą¤¬ą„) – Roze
– Khairo (ą¤ą„ą¤°ą„) – Bruin
Veelvoorkomende werkwoorden
Werkwoorden vormen de kern van elke zin. Hier zijn enkele veelvoorkomende werkwoorden die u moet kennen:
– Garnu (ą¤ą¤°ą„ą¤Øą„) – Doen
– Khanu (ą¤ą¤¾ą¤Øą„) – Eten
– Pinu (ą¤Ŗą¤æą¤ą¤Øą„) – Drinken
– Sutchinu (ą¤øą„ą¤¤ą„ą¤Øą„) – Slapen
– Kheldinu (ą¤ą„ą¤²ą„ą¤Øą„) – Spelen
– Padnu (ą¤Ŗą¤¢ą„ą¤Øą„) – Lezen
– Lekhnu (ą¤²ą„ą¤ą„ą¤Øą„) – Schrijven
– Herchinu (ą¤¹ą„ą¤°ą„ą¤Øą„) – Kijken
– Bolnu (ą¤¬ą„ą¤²ą„ą¤Øą„) – Spreken
– Sikinuchu (ą¤øą¤æą¤ą„ą¤Øą„) – Leren
Veelvoorkomende zelfstandige naamwoorden
Naast werkwoorden zijn zelfstandige naamwoorden ook essentieel. Hier zijn enkele veelvoorkomende zelfstandige naamwoorden die u moet kennen:
– Ghar (ą¤ą¤°) – Huis
– Kotha (ą¤ą„ą¤ ą¤¾) – Kamer
– Kursi (ą¤ą„ą¤°ą„ą¤øą„) – Stoel
– Mech (ą¤®ą„ą¤) – Tafel
– Kitab (ą¤ą¤æą¤¤ą¤¾ą¤¬) – Boek
– Kalam (ą¤ą¤²ą¤®) – Pen
– Pani (ą¤Ŗą¤¾ą¤Øą„) – Water
– Khana (ą¤ą¤¾ą¤Øą¤¾) – Voedsel
– Hawa (ą¤¹ą¤¾ą¤µą¤¾) – Lucht
– Batti (ą¤¬ą¤¤ą„ą¤¤ą„) – Licht
Basiszinnen
Het kennen van enkele basiszinnen kan u helpen om eenvoudige gesprekken te voeren. Hier zijn enkele belangrijke zinnen:
– Tapai ko naam ke ho? (ą¤¤ą¤Ŗą¤¾ą¤ą¤ą¤ą„ ą¤Øą¤¾ą¤® ą¤ą„ ą¤¹ą„?) – Wat is uw naam?
– Mero naam [naam] ho. (ą¤®ą„ą¤°ą„ ą¤Øą¤¾ą¤® [naam] ą¤¹ą„ą„¤) – Mijn naam is [naam].
– Tapai kati barsa ko hunuhunchha? (ą¤¤ą¤Ŗą¤¾ą¤ą¤ ą¤ą¤¤ą¤æ ą¤¬ą¤°ą„ą¤·ą¤ą„ ą¤¹ą„ą¤Øą„ą¤¹ą„ą¤Øą„ą¤?) – Hoe oud bent u?
– Ma [leeftijd] barsa ko hu. (ą¤® [leeftijd] ą¤¬ą¤°ą„ą¤·ą¤ą„ ą¤¹ą„ą¤ą„¤) – Ik ben [leeftijd] jaar oud.
– Ma Nepal bata aayeko (ą¤ą¤/ą¤ą¤ą¤ą„) hu. (ą¤® ą¤Øą„ą¤Ŗą¤¾ą¤²ą¤¬ą¤¾ą¤ ą¤ą¤ą¤ą„/ą¤ą¤ą¤ą„ ą¤¹ą„ą¤ą„¤) – Ik kom uit Nepal.
– Maile bujhina (ą¤®ą„ą¤²ą„ ą¤¬ą„ą¤ą¤æą¤Øą¤) – Ik begrijp het niet.
– Kripaya, bistarai bolnus. (ą¤ą„ą¤Ŗą¤Æą¤¾, ą¤¬ą¤æą¤øą„ą¤¤ą¤¾ą¤°ą„ ą¤¬ą„ą¤²ą„ą¤Øą„ą¤¹ą„ą¤øą„ą„¤) – Spreek alstublieft langzaam.
– Yo kati ho? (ą¤Æą„ ą¤ą¤¤ą¤æ ą¤¹ą„?) – Hoeveel kost dit?
– Ma timilai maya garchhu. (ą¤® ą¤¤ą¤æą¤®ą„ą¤²ą¤¾ą¤ ą¤®ą¤¾ą¤Æą¤¾ ą¤ą¤°ą„ą¤ą„ą„¤) – Ik hou van jou.
Conclusie
Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar zeer lonende ervaring zijn. Door deze basiswoorden en zinnen onder de knie te krijgen, kunt u uw Nepalees naar een A2-niveau tillen en uzelf beter redden in alledaagse situaties. Blijf oefenen, luister naar native speakers, en probeer zoveel mogelijk te communiceren in het Nepalees om uw vaardigheden te verbeteren. Veel succes met uw taalleerreis!