Marathi is een van de oudste en rijkste talen van India en wordt gesproken door miljoenen mensen, voornamelijk in de staat Maharashtra. Voor Nederlanders die Marathi willen leren, kan het beginnen met de basiswoorden een geweldige manier zijn om vertrouwd te raken met de taal. In dit artikel zullen we enkele essentiƫle Marathi-woorden en -zinnen bespreken die u moet kennen voor het A1-niveau.
Basisgroeten en beleefdheidsvormen
Het leren van groeten en beleefdheidsvormen is een van de eerste stappen bij het leren van een nieuwe taal. Hier zijn enkele veelvoorkomende woorden en zinnen in het Marathi:
– Namaskar (ą¤Øą¤®ą¤øą„ą¤ą¤¾ą¤°) – Hallo
– Shubha sakal (ą¤¶ą„ą¤ ą¤øą¤ą¤¾ą¤³) – Goedemorgen
– Shubha sandhya (ą¤¶ą„ą¤ ą¤øą¤ą¤§ą„ą¤Æą¤¾ą¤ą¤¾ą¤³) – Goedenavond
– Dhanyavad (ą¤§ą¤Øą„ą¤Æą¤µą¤¾ą¤¦) – Dank u
– Krupaya (ą¤ą„ą¤Ŗą¤Æą¤¾) – Alstublieft
– Ho (ą¤¹ą„) – Ja
– Nahi (ą¤Øą¤¾ą¤¹ą„) – Nee
Familie en relaties
Het begrijpen van woorden die verband houden met familie en relaties is essentieel voor dagelijkse gesprekken. Hier zijn enkele belangrijke termen:
– Aai (ą¤ą¤) – Moeder
– Baba (ą¤¬ą¤¾ą¤¬ą¤¾) – Vader
– Bhau (ą¤ą¤¾ą¤) – Broer
– Bahini (ą¤¬ą¤¹ą¤æą¤£ą„) – Zus
– Ajo (ą¤ą¤ą„ą¤¬ą¤¾) – Grootvader
– Aji (ą¤ą¤ą„) – Grootmoeder
Nummers en tellen
Nummers zijn cruciaal in elke taal, vooral wanneer u boodschappen doet of de tijd vraagt. Hier zijn de nummers van 1 tot 10 in het Marathi:
– Ek (ą¤ą¤) – EĆ©n
– Don (ą¤¦ą„ą¤Ø) – Twee
– Teen (ą¤¤ą„ą¤Ø) – Drie
– Char (ą¤ą¤¾ą¤°) – Vier
– Paanch (ą¤Ŗą¤¾ą¤) – Vijf
– Saha (ą¤øą¤¹ą¤¾) – Zes
– Saat (ą¤øą¤¾ą¤¤) – Zeven
– Aath (ą¤ą¤ ) – Acht
– Nau (ą¤Øą¤) – Negen
– Dahaa (ą¤¦ą¤¹ą¤¾) – Tien
Dagen van de week
Het kennen van de dagen van de week is handig voor het plannen en begrijpen van gesprekken over tijd:
– Ravivar (ą¤°ą¤µą¤æą¤µą¤¾ą¤°) – Zondag
– Somvar (ą¤øą„ą¤®ą¤µą¤¾ą¤°) – Maandag
– Mangalvar (ą¤®ą¤ą¤ą¤³ą¤µą¤¾ą¤°) – Dinsdag
– Budhvar (ą¤¬ą„ą¤§ą¤µą¤¾ą¤°) – Woensdag
– Guruvar (ą¤ą„ą¤°ą„ą¤µą¤¾ą¤°) – Donderdag
– Shukravar (ą¤¶ą„ą¤ą„ą¤°ą¤µą¤¾ą¤°) – Vrijdag
– Shanivar (ą¤¶ą¤Øą¤æą¤µą¤¾ą¤°) – Zaterdag
Eten en drinken
Voedsel is een integraal onderdeel van de cultuur en het dagelijks leven. Hier zijn enkele basistermen die u moet kennen:
– Annas (ą¤
ą¤Øą„ą¤Ø) – Voedsel
– Pani (ą¤Ŗą¤¾ą¤£ą„) – Water
– Chaha (ą¤ą¤¹ą¤¾) – Thee
– Dudha (ą¤¦ą„ą¤§) – Melk
– Bhakri (ą¤ą¤¾ą¤ą¤°ą„) – Brood
– Bhat (ą¤ą¤¾ą¤¤) – Rijst
– Shak (ą¤ą¤¾ą¤ą„) – Groenten
Kleuren
Het benoemen van kleuren is een basisvaardigheid bij het leren van een nieuwe taal:
– Lal (ą¤²ą¤¾ą¤²) – Rood
– Piwla (ą¤Ŗą¤æą¤µą¤³ą¤¾) – Geel
– Hirwa (ą¤¹ą¤æą¤°ą¤µą¤¾) – Groen
– Nila (ą¤Øą¤æą¤³ą¤¾) – Blauw
– Kaala (ą¤ą¤¾ą¤³ą¤¾) – Zwart
– Paandhara (ą¤Ŗą¤¾ą¤ą¤¢ą¤°ą¤¾) – Wit
Veelvoorkomende werkwoorden
Werkwoorden zijn de bouwstenen van zinnen. Hier zijn enkele veelvoorkomende werkwoorden in het Marathi:
– Karnar (ą¤ą¤°ą¤£ą¤¾ą¤°) – Doen
– Khaanar (ą¤ą¤¾ą¤£ą¤¾ą¤°) – Eten
– Pinaar (ą¤Ŗą¤æą¤£ą¤¾ą¤°) – Drinken
– Janaar (ą¤ą¤¾ą¤£ą¤¾ą¤°) – Gaan
– Yenar (ą¤Æą„ą¤£ą¤¾ą¤°) – Komen
– Bolnaar (ą¤¬ą„ą¤²ą¤£ą¤¾ą¤°) – Spreken
– Ghenar (ą¤ą„ą¤£ą¤¾ą¤°) – Nemen
Veelvoorkomende zinnen
Het begrijpen en gebruiken van veelvoorkomende zinnen kan u helpen om basisgesprekken te voeren:
– Tu kase aahes? (ą¤¤ą„ ą¤ą¤øą¤¾ ą¤ą¤¹ą„ą¤ø?) – Hoe gaat het met jou? (tegen een man)
– Tu kashi aahes? (ą¤¤ą„ ą¤ą¤¶ą„ ą¤ą¤¹ą„ą¤ø?) – Hoe gaat het met jou? (tegen een vrouw)
– Mi thik ahe (ą¤®ą„ ą¤ ą„ą¤ ą¤ą¤¹ą„) – Met mij gaat het goed
– Mala marathi yete (ą¤®ą¤²ą¤¾ ą¤®ą¤°ą¤¾ą¤ ą„ ą¤Æą„ą¤¤ą„) – Ik spreek Marathi
– Tu kuthun aahes? (ą¤¤ą„ ą¤ą„ą¤ ą„ą¤Ø ą¤ą¤¹ą„ą¤ø?) – Waar kom je vandaan?
– Mi Netherlands madhun ahe (ą¤®ą„ ą¤Øą„ą¤¦ą¤°ą¤²ą¤ą¤”ą„ą¤ø ą¤®ą¤§ą„ą¤Ø ą¤ą¤¹ą„) – Ik kom uit Nederland
Locaties en richtingen
Weten hoe u locaties en richtingen moet vragen en begrijpen is essentieel, vooral als u zich in een nieuwe omgeving bevindt:
– Kuthe (ą¤ą„ą¤ ą„) – Waar
– Javal (ą¤ą¤µą¤³) – Dichtbij
– Lamb (ą¤²ą¤¾ą¤ą¤¬) – Ver
– Ugavya (ą¤ą¤ą¤µą„ą¤ą¤”ą„) – Rechts
– Davya (ą¤”ą¤¾ą¤µą„ą¤ą¤”ą„) – Links
– Samor (ą¤øą¤®ą„ą¤°) – Voor
– Pudhe (ą¤Ŗą„ą¤¢ą„) – Vooruit
– Maghe (ą¤®ą¤¾ą¤ą„) – Achter
Tijd
Het begrijpen en benoemen van tijd is een andere cruciale vaardigheid:
– Vajle (ą¤µą¤¾ą¤ą¤²ą„) – Uur
– Ardhaa (ą¤
ą¤°ą„ą¤§ą¤¾) – Half
– Ek vajle (ą¤ą¤ ą¤µą¤¾ą¤ą¤²ą„) – EĆ©n uur
– Saha vajle (ą¤øą¤¹ą¤¾ ą¤µą¤¾ą¤ą¤²ą„) – Zes uur
– Aath vajun pannas minita (ą¤ą¤ ą¤µą¤¾ą¤ą„ą¤Ø ą¤Ŗą¤Øą„ą¤Øą¤¾ą¤ø ą¤®ą¤æą¤Øą¤æą¤ą„) – Tien voor negen
Conclusie
Het leren van een nieuwe taal kan uitdagend zijn, maar het beheersen van basiswoorden en -zinnen kan een solide basis bieden voor verdere studie. Door de bovenstaande Marathi-woorden en -zinnen te leren, zult u beter in staat zijn om eenvoudige gesprekken te voeren en uw weg te vinden in een Marathi-sprekende omgeving. Blijf oefenen en wees niet bang om fouten te maken – taal leren is een proces en elke stap brengt u dichter bij vloeiendheid.