Kannada-woorden voor beginners

Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar lonende ervaring zijn. Kannada, een van de oudste talen in India, wordt voornamelijk gesproken in de staat Karnataka. In dit artikel zullen we enkele basiswoorden en -zinnen in het Kannada bespreken die nuttig kunnen zijn voor beginners. We zullen de woorden definiƫren en voorbeeldzinnen geven om je te helpen begrijpen hoe ze in context worden gebruikt.

Begroetingen en basiszinnen

ą²Øą²®ą²øą³ą²•ą²¾ą²° (Namaskara) – Hallo
ą²Øą²®ą²øą³ą²•ą²¾ą²°, ą²Øą³€ą²µą³ ą²¹ą³‡ą²—ą²æą²¦ą³ą²¦ą³€ą²°ą²¾? – Hallo, hoe gaat het met je?

ą²¹ą³‡ą²—ą²æą²¦ą³ą²¦ą³€ą²°ą²¾ (HēgiddÄ«rā) – Hoe gaat het?
ą²Øą³€ą²µą³ ą²¹ą³‡ą²—ą²æą²¦ą³ą²¦ą³€ą²°ą²¾? – Hoe gaat het met jou?

ą²¹ą³Œą²¦ą³ (Haudu) – Ja
ą²Øą³€ą²µą³ ą²•ą²Øą³ą²Øą²” ą²®ą²¾ą²¤ą²¾ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą³€ą²°ą²¾? ą²¹ą³Œą²¦ą³. – Spreek je Kannada? Ja.

ą²‡ą²²ą³ą²² (Illa) – Nee
ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²•ą²Øą³ą²Øą²” ą²®ą²¾ą²¤ą²¾ą²”ą³ą²µą³ą²¦ą²æą²²ą³ą²². – Ik spreek geen Kannada.

ą²¦ą²Æą²µą²æą²Ÿą³ą²Ÿą³ (Dayavittu) – Alstublieft
ą²¦ą²Æą²µą²æą²Ÿą³ą²Ÿą³, ą²Øą²Øą²—ą³† ą²øą²¹ą²¾ą²Æ ą²®ą²¾ą²”ą²æ. – Alstublieft, help me.

ą²§ą²Øą³ą²Æą²µą²¾ą²¦ (Dhanyavāda) – Dank je
ą²Øą²æą²®ą³ą²® ą²øą²¹ą²¾ą²Æą²•ą³ą²•ą³† ą²§ą²Øą³ą²Æą²µą²¾ą²¦ą²—ą²³ą³. – Dank je voor je hulp.

ą²•ą³ą²·ą²®ą²æą²øą²æ (Kį¹£amisi) – Sorry
ą²•ą³ą²·ą²®ą²æą²øą²æ, ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²¤ą²”ą²µą²¾ą²—ą²æ ą²¬ą²‚ą²¦ą³†. – Sorry dat ik te laat ben.

Veelvoorkomende zelfstandige naamwoorden

ą²®ą²Øą³† (Mane) – Huis
ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²Øą²Øą³ą²Ø ą²®ą²Øą³†ą²—ą³† ą²¹ą³‹ą²—ą³ą²¤ą³ą²¤ą³‡ą²Øą³†. – Ik ga naar mijn huis.

ą²Ŗą² ą²¶ą²¾ą²²ą³† (Paį¹­haśāle) – School
ą²…ą²µą²Øą³ ą²Ŗą² ą²¶ą²¾ą²²ą³†ą²—ą³† ą²¹ą³‹ą²—ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²Øą³†. – Hij gaat naar school.

ą²®ą²Øą³† (Mane) – Vriend
ą²…ą²µą²³ą³ ą²Øą²Øą³ą²Ø ą²øą³ą²Øą³‡ą²¹ą²æą²¤ą³†. – Ze is mijn vriend.

ą²Ŗą³ą²øą³ą²¤ą²• (Pustaka) – Boek
ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²’ą²‚ą²¦ą³ ą²Ŗą³ą²øą³ą²¤ą²• ą²“ą²¦ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²Øą³†. – Ik lees een boek.

ą²®ą²— (Maga) – Zoon
ą²…ą²µą²Ø ą²®ą²— Ų®ŪŒŁ„ŪŒ Ł‡ŁˆŲ“Ł…Ł†ŲÆ Ų§Ų³ŲŖ. – Zijn zoon is erg slim.

ą²®ą²—ą²³ą³ (Magalu) – Dochter
ą²…ą²µą²³ ą²®ą²—ą²³ą³ ą²øą³ą²‚ą²¦ą²°ą²µą²¾ą²—ą²æą²¦ą³†. – Haar dochter is mooi.

Veelvoorkomende werkwoorden

ą²®ą²¾ą²¤ą²Øą²¾ą²”ą³ (Mātanāįøu) – Spreken
ą²…ą²µą²Øą³ ą²•ą²Øą³ą²Øą²” ą²®ą²¾ą²¤ą²Øą²¾ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²Øą³†. – Hij spreekt Kannada.

ą²“ą²¦ą³ (Ōdu) – Lezen
ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²Ŗą³ą²øą³ą²¤ą²• ą²“ą²¦ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²Øą³†. – Ik lees een boek.

ą²¬ą²°ą³†ą²Æą³ (Bareyu) – Schrijven
ą²…ą²µą²³ą³ ą²Ŗą²¤ą³ą²° ą²¬ą²°ą³†ą²Æą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²³ą³†. – Ze schrijft een brief.

ą²•ą³‡ą²³ą³ (Kēįø·u) – Luisteren
ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²øą²‚ą²—ą³€ą²¤ ą²•ą³‡ą²³ą³ą²¤ą³ą²¤ą³‡ą²Øą³†. – Ik luister naar muziek.

ą²Øą³‹ą²”ą³ (Nōįøu) – Kijken
ą²…ą²µą²Øą³ ą²Ÿą²æą²µą²æ ą²Øą³‹ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą²¾ą²Øą³†. – Hij kijkt tv.

ą²¹ą³‹ą²—ą³ (Hōgu) – Gaan
ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²…ą²‚ą²—ą²”ą²æą²—ą³† ą²¹ą³‹ą²—ą³ą²¤ą³ą²¤ą³‡ą²Øą³†. – Ik ga naar de winkel.

Bijvoeglijke naamwoorden

ą²¦ą³Šą²”ą³ą²” (Doįøįøa) – Groot
ą²…ą²¦ą³ ą²¦ą³Šą²”ą³ą²” ą²®ą²Øą³†. – Dat is een groot huis.

ą²øą²£ą³ą²£ (Saį¹‡į¹‡a) – Klein
ą²…ą²¦ą³ ą²øą²£ą³ą²£ ą²¬ą³†ą²•ą³ą²•ą³. – Dat is een kleine kat.

ą²‰ą²¤ą³ą²¤ą²® (Uttama) – Goed
ą²…ą²µą²Øą³ ą²’ą²¬ą³ą²¬ ą²‰ą²¤ą³ą²¤ą²® ą²µą²æą²¦ą³ą²Æą²¾ą²°ą³ą²„ą²æ. – Hij is een goede student.

ą²•ą³†ą²Ÿą³ą²Ÿ (Keį¹­į¹­a) – Slecht
ą²…ą²¦ą³ ą²•ą³†ą²Ÿą³ą²Ÿ ą²†ą²¹ą²¾ą²°. – Dat is slecht voedsel.

ą²¹ą³†ą²šą³ą²šą³ (Heccu) – Veel
ą²Øą²Øą²—ą³† ą²¹ą³†ą²šą³ą²šą³ ą²•ą³†ą²²ą²øą²µą²æą²¦ą³†. – Ik heb veel werk.

ą²•ą²”ą²æą²®ą³† (KadiMe) – Weinig
ą²…ą²µą²Øą²æą²—ą³† ą²•ą²”ą²æą²®ą³† ą²øą²®ą²Æą²µą²æą²¦ą³†. – Hij heeft weinig tijd.

Tellen in Kannada

ą²’ą²‚ą²¦ą³ (Ondu) – EĆ©n
ą²Øą²Øą²—ą³† ą²’ą²‚ą²¦ą³ ą²Ŗą³ą²øą³ą²¤ą²• ą²¬ą³‡ą²•ą³. – Ik wil een boek.

ą²Žą²°ą²”ą³ (Eraįøu) – Twee
ą²…ą²µą²Øą³ ą²Žą²°ą²”ą³ ą²•ą²¾ą²«ą²æ ą²•ą³‡ą²³ą²æą²¦ą²°ą³. – Hij vroeg om twee koffie.

ą²®ą³‚ą²°ą³ (MÅ«ru) – Drie
ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²®ą³‚ą²°ą³ ą²†ą²Ŗą²²ą³ ą²¤ą²æą²Øą³ą²Øą³ą²¤ą³ą²¤ą³‡ą²Øą³†. – Ik eet drie appels.

ą²Øą²¾ą²²ą³ą²•ą³ (Nālku) – Vier
ą²…ą²µą²³ą²æą²—ą³† ą²Øą²¾ą²²ą³ą²•ą³ ą²—ą³†ą²³ą³†ą²Æą²°ą²æą²¦ą³ą²¦ą²¾ą²°ą³†. – Ze heeft vier vrienden.

ą²ą²¦ą³ (Aidu) – Vijf
ą²Øą²¾ą²µą³ ą²ą²¦ą³ ą²µą²°ą³ą²·ą²—ą²³ ą²¹ą²æą²‚ą²¦ą³† ą²­ą³‡ą²Ÿą²æ ą²®ą²¾ą²”ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²µą³†. – We ontmoetten elkaar vijf jaar geleden.

ą²†ą²°ą³ (Āru) – Zes
ą²…ą²µą²Øą³ ą²†ą²°ą³ ą²—ą²‚ą²Ÿą³†ą²—ą²æą²‚ą²¤ ą²®ą³Šą²¦ą²²ą³ ą²®ą²Øą³†ą²—ą³† ą²¬ą²°ą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²Øą³†. – Hij komt vĆ³Ć³r zes uur thuis.

ą²ą²³ą³ (Ēįø·u) – Zeven
ą²…ą²µą²³ą³ ą²ą²³ą³ ą²¦ą²æą²Øą²—ą²³ ą²•ą²¾ą²² ą²‡ą²²ą³ą²². – Ze is zeven dagen weg.

ą²Žą²‚ą²Ÿą³ (Eį¹‡į¹­u) – Acht
ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²Žą²‚ą²Ÿą³ ą²—ą²‚ą²Ÿą³†ą²—ą³† ą²Žą²¦ą³ą²¦ą³ą²•ą³Šą²³ą³ą²³ą³ą²¤ą³ą²¤ą³‡ą²Øą³†. – Ik sta om acht uur op.

ą²’ą²‚ą²¬ą²¤ą³ą²¤ą³ (Ombattu) – Negen
ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²’ą²‚ą²¬ą²¤ą³ą²¤ą³ ą²Ŗą³ą²øą³ą²¤ą²•ą²—ą²³ą²Øą³ą²Øą³ ą²“ą²¦ą²æą²¦ą³†. – Ik heb negen boeken gelezen.

ą²¹ą²¤ą³ą²¤ą³ (Hattu) – Tien
ą²…ą²µą²Øą³ ą²¹ą²¤ą³ą²¤ą³ ą²šą²¾ą²•ą³ą²²ą³†ą²Ÿą³ ą²¤ą²æą²Øą³ą²Øą³ą²¤ą³ą²¤ą²¾ą²Øą³†. – Hij eet tien chocolaatjes.

Veelvoorkomende zinnen

ą²Øą³€ą²µą³ ą²Žą²²ą³ą²²ą²æą²—ą³† ą²¹ą³‹ą²—ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³€ą²°ą²¾? (NÄ«vu ellige hōguttiddÄ«rā?) – Waar ga je heen?
ą²Øą³€ą²µą³ ą²Žą²²ą³ą²²ą²æą²—ą³† ą²¹ą³‹ą²—ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³€ą²°ą²¾? – Waar ga je heen?

ą²Øą²æą²®ą³ą²® ą²¹ą³†ą²øą²°ą³ ą²ą²Øą³? (Nimma hesaru ēnu?) – Wat is je naam?
ą²Øą²æą²®ą³ą²® ą²¹ą³†ą²øą²°ą³ ą²ą²Øą³? – Wat is je naam?

ą²Øą²æą²®ą³ą²® ą²µą²Æą²øą³ą²øą³ ą²Žą²·ą³ą²Ÿą³? (Nimma vayassu eį¹£į¹­u?) – Hoe oud ben je?
ą²Øą²æą²®ą³ą²® ą²µą²Æą²øą³ą²øą³ ą²Žą²·ą³ą²Ÿą³? – Hoe oud ben je?

ą²Øą³€ą²µą³ ą²ą²Øą³ ą²®ą²¾ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³€ą²°ą²æ? (NÄ«vu ēnu māįøuttiddÄ«ri?) – Wat doe je?
ą²Øą³€ą²µą³ ą²ą²Øą³ ą²®ą²¾ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³€ą²°ą²æ? – Wat doe je?

ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²Øą²æą²®ą²—ą³† ą²øą²¹ą²¾ą²Æ ą²®ą²¾ą²”ą²¬ą²¹ą³ą²¦ą³†? (Nānu nimge sahāya māįøabahude?) – Kan ik je helpen?
ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²Øą²æą²®ą²—ą³† ą²øą²¹ą²¾ą²Æ ą²®ą²¾ą²”ą²¬ą²¹ą³ą²¦ą³†? – Kan ik je helpen?

ą²Øą³€ą²µą³ ą²•ą²Øą³ą²Øą²” ą²®ą²¾ą²¤ą²Øą²¾ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą³€ą²°ą²¾? (NÄ«vu Kannada mātanāįøuttÄ«rā?) – Spreek je Kannada?
ą²Øą³€ą²µą³ ą²•ą²Øą³ą²Øą²” ą²®ą²¾ą²¤ą²Øą²¾ą²”ą³ą²¤ą³ą²¤ą³€ą²°ą²¾? – Spreek je Kannada?

ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²•ą²Øą³ą²Øą²” ą²•ą²²ą²æą²Æą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²Øą³† (Nānu Kannada kaliyttiddēne) – Ik leer Kannada
ą²Øą²¾ą²Øą³ ą²•ą²Øą³ą²Øą²” ą²•ą²²ą²æą²Æą³ą²¤ą³ą²¤ą²æą²¦ą³ą²¦ą³‡ą²Øą³†. – Ik leer Kannada.

Het is belangrijk om te oefenen en regelmatig gebruik te maken van deze woorden en zinnen. Probeer elke dag een nieuw woord te leren en het in een zin te gebruiken. Dit zal je helpen om snel vertrouwd te raken met de taal en je zelfvertrouwen te vergroten. Veel succes met het leren van Kannada!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller