Kannada-woorden die u moet kennen voor B2-niveau

Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar lonende ervaring zijn. Als je al een basiskennis van het Kannada hebt en je wilt je vaardigheden naar een hoger niveau tillen, dan is het belangrijk om je woordenschat uit te breiden. In dit artikel zullen we een aantal Kannada-woorden en -uitdrukkingen bespreken die je moet kennen om het B2-niveau te bereiken. Deze woorden zullen je helpen om meer complexe gesprekken te voeren en je begrip van de taal te verdiepen.

Algemene Woorden en Uitdrukkingen

Op B2-niveau is het cruciaal om een breed scala aan woorden en uitdrukkingen te kennen die in alledaagse gesprekken gebruikt worden. Hier zijn enkele belangrijke woorden die je moet kennen:

1. ಮನೆ (mane) – Huis
2. ಪರಿವಾರ (parivāra) – Familie
3. ಅನ್ನ (anna) – Eten
4. ನೀರು (nīru) – Water
5. ಮನಸ್ಸು (manassu) – Geest
6. ಹೃದಯ (hr̥daya) – Hart
7. ಶಿಕ್ಷಣ (śikṣaṇa) – Onderwijs
8. ವಿದ್ಯಾರ್ಥಿ (vidyārthi) – Student
9. ಸಮಾಜ (samāja) – Samenleving
10. ಆರೋಗ್ಯ (ārogya) – Gezondheid

Werkwoorden

Werkwoorden zijn de ruggengraat van elke taal. Hier zijn enkele werkwoorden die je moet kennen:

1. ಮಾಡು (māḍu) – Doen/maken
2. ಬರು (baru) – Komen
3. ಹೋಗು (hōgu) – Gaan
4. ಓದು (ōdu) – Lezen/studeren
5. ಹೇಳು (hēḷu) – Zeggen
6. ಕೇಳು (kēḷu) – Luisteren/vragen
7. ನೋಡು (nōḍu) – Kijken
8. ಬರೆ (bare) – Schrijven
9. ಇರು (iru) – Zijn/hebben
10. ಬಿಡು (biḍu) – Loslaten

Gevoelens en Emoties

Het is ook belangrijk om woorden te kennen die gevoelens en emoties beschrijven, aangezien deze vaak in gesprekken voorkomen:

1. ಸಂತೋಷ (santuṣa) – Vreugde
2. ದುಃಖ (duḥkha) – Verdriet
3. ಕೋಪ (kōpa) – Boosheid
4. ಭಯ (bhaya) – Angst
5. ಅಚ್ಚರಿ (accari) – Verrassing
6. ಅರಿವಿಲ್ಲ (arivilla) – Onwetendheid
7. ಹಾಸ್ಯ (hāsya) – Humor
8. ಅಹಂಕಾರ (ahaṅkāra) – Ego
9. ಪ್ರೇಮ (prēma) – Liefde
10. ದ್ವೇಷ (dvēṣa) – Haat

Dagelijkse Activiteiten

Voor een B2-niveau is het ook belangrijk om woorden te kennen die gerelateerd zijn aan dagelijkse activiteiten. Hier zijn enkele voorbeelden:

1. ನಿದ್ರೆ (nidre) – Slapen
2. ಏಳುವು (ēḷuvu) – Opstaan
3. ತಿಂದು (tindu) – Eten
4. ಅಡುಗೆ (aḍuge) – Koken
5. ಸ್ನಾನ (snāna) – Baden
6. ಉಜ್ಜುವು (ujjvu) – Poetsen
7. ಉದ್ಯೋಗ (udyōga) – Werk
8. ಓಡಾಟ (ōḍāṭa) – Rennen
9. ವ್ಯಾಯಾಮ (vyāyāma) – Oefening
10. ವಿಶ್ರಾಂತಿ (viśrānti) – Rust

Reizen en Vervoer

Reizen en vervoer zijn vaak voorkomende onderwerpen in gesprekken. Hier zijn enkele woorden die je moet kennen:

1. ಪ್ರಯಾಣ (prayāṇa) – Reis
2. ಹೋಟೆಲ್ (hōṭel) – Hotel
3. ಬಸ್ (bas) – Bus
4. ಟ್ರೇನ್ (ṭrēn) – Trein
5. ವಿಮಾನ (vimāna) – Vliegtuig
6. ನಿಲ್ದಾಣ (nildāṇa) – Station
7. ರಸ್ತೆ (raste) – Weg
8. ನಕ್ಷೆ (nakṣe) – Kaart
9. ವೀಸಾ (vīsā) – Visum
10. ಪಾಸ್‌ಪೋರ್ಟ್ (pās’pōrṭ) – Paspoort

Werk en Beroep

Het begrijpen van vocabulaire dat gerelateerd is aan werk en beroep is essentieel voor het voeren van professionele gesprekken:

1. ಉದ್ಯಮಿ (udyami) – Ondernemer
2. ವ್ಯಾಪಾರಿ (vyāpāri) – Handelaar
3. ವೈದ್ಯ (vaidya) – Dokter
4. ಶಿಕ್ಷಕ (śikṣaka) – Leraar
5. ವಕೀಲ (vakīla) – Advocaat
6. ಇಂಜಿನಿಯರ್ (injiṇiyar) – Ingenieur
7. ನೌಕರಿ (naukari) – Baan
8. ಅಧಿಕಾರಿ (adhikāri) – Ambtenaar
9. ವಿಮರ್ಶಕ (vimarśaka) – Criticus
10. ಪತ್ರಿಕೋದ್ಯಮ (patrikodyama) – Journalistiek

Natuur en Milieu

Ook het begrijpen van termen die gerelateerd zijn aan natuur en milieu kan nuttig zijn:

1. ಪ್ರಕೃತಿ (prakr̥ti) – Natuur
2. ಹಸಿರು (hasiru) – Groen
3. ಮಳೆ (maḷe) – Regen
4. ಸೂರ್ಯ (sūrya) – Zon
5. ಚಂದ್ರ (candra) – Maan
6. ತಾರೆ (tāre) – Ster
7. ಮಣ್ಣು (maṇṇu) – Grond
8. ನದಿ (nadi) – Rivier
9. ಕಾಡು (kāḍu) – Bos
10. ಪರ್ವತ (parvata) – Berg

Kunst en Cultuur

Voor een meer verfijnde communicatie is het ook nuttig om woorden te kennen die gerelateerd zijn aan kunst en cultuur:

1. ಸಂಗೀತ (sangīta) – Muziek
2. ನೃತ್ಯ (nr̥tya) – Dans
3. ಚಿತ್ರಕಲೆ (citrakale) – Schilderkunst
4. ಸಾಹಿತ್ಯ (sāhitya) – Literatuur
5. ನಾಟಕ (nāṭaka) – Theater
6. ಸಿನೆಮಾ (sinemā) – Film
7. ಮೂರ್ತಿಕಲೆ (mūrtikale) – Beeldhouwkunst
8. ಜಾನಪದ (jānapada) – Volkskunst
9. ನವ್ಯಕಲೆ (navyakale) – Moderne kunst
10. ಸಂಸ್ಕೃತಿ (saṃskr̥ti) – Cultuur

Gezondheid en Welzijn

Gezondheid en welzijn zijn ook belangrijke onderwerpen. Hier zijn enkele woorden die je moet kennen:

1. ಅರೋಗ್ಯ (arōgya) – Gezondheid
2. ಔಷಧಿ (auṣadhi) – Medicijn
3. ಚಿಕಿತ್ಸೆ (cikitsē) – Behandeling
4. ಆಸ್ಪತ್ರೆ (āspatēle) – Ziekenhuis
5. ವೈದ್ಯ (vaidya) – Arts
6. ರೋಗ (rōga) – Ziekte
7. ಕುಸಿತ (kusita) – Herstel
8. ತೂಕ (tūka) – Gewicht
9. ಆಹಾರ (āhāra) – Voeding
10. ವ್ಯಾಯಾಮ (vyāyāma) – Lichaamsbeweging

Relaties en Maatschappij

Om sociale interacties te verbeteren, is het handig om woorden te kennen die betrekking hebben op relaties en de maatschappij:

1. ಸ್ನೇಹ (snēha) – Vriendschap
2. ಪ್ರೀತಿ (prīti) – Liefde
3. ವಿವಾಹ (vivāha) – Huwelijk
4. ಕುಟುಂಬ (kuṭumba) – Familie
5. ಮಾತು (mātu) – Gesprek
6. ಸಮಾಜ (samāja) – Samenleving
7. ಸಂಗಾತಿ (saṅgāti) – Partner
8. ನೆರೆಹೊರೆಯವರು (nerehoreyavaru) – Buren
9. ಸಹೋದ್ಯೋಗಿ (sahōdyōgi) – Collega
10. ಜೀವನ (jīvana) – Leven

Conclusie

Het beheersen van deze woorden en uitdrukkingen zal je helpen om je Kannada-vaardigheden naar een hoger niveau te tillen. Het is belangrijk om regelmatig te oefenen en deze woorden in je dagelijkse gesprekken te integreren. Vergeet niet dat taal leren een continu proces is en dat geduld en doorzettingsvermogen de sleutel zijn tot succes. Veel succes met je Kannada-studies!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller