Japanse woorden die u moet kennen voor A1-niveau

Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar ook een zeer lonende ervaring zijn. Als je net begint met het leren van Japans, kan het nuttig zijn om een lijst met basiswoorden en -uitdrukkingen te hebben die je kunt gebruiken in alledaagse situaties. Deze woorden en uitdrukkingen helpen je om sneller te communiceren en maken het leren van de taal leuker en gemakkelijker. In dit artikel behandelen we enkele van de belangrijkste Japanse woorden die je moet kennen voor het A1-niveau.

Basisbegroetingen en beleefdheidsvormen

Een van de eerste dingen die je leert in een nieuwe taal, zijn de basisbegroetingen en beleefdheidsvormen. Deze zijn essentieel om een goede eerste indruk te maken en om beleefd te zijn in sociale situaties.

こんにちは (Konnichiwa) – Hallo / Goedemiddag
おはようございます (Ohayou gozaimasu) – Goedemorgen
こんばんは (Konbanwa) – Goedenavond
さようなら (Sayonara) – Tot ziens / Vaarwel
ありがとう (Arigatou) – Dank je
ありがとうございます (Arigatou gozaimasu) – Dank u wel
すみません (Sumimasen) – Excuseer / Pardon
はい (Hai) – Ja
いいえ (Iie) – Nee

Zelfintroductie

Wanneer je jezelf voorstelt, is het belangrijk om enkele basiszinnen te kennen die je helpen om jezelf duidelijk en beleefd te introduceren.

私の名前は (Watashi no namae wa … desu) – Mijn naam is …
よろしくお願いします (Yoroshiku onegaishimasu) – Aangenaam kennis te maken
私はオランダ人です (Watashi wa Orandajin desu) – Ik ben een Nederlander
私は日本語を勉強しています (Watashi wa Nihongo o benkyou shiteimasu) – Ik studeer Japans

Basisgetallen

Het kennen van de basisgetallen in het Japans is essentieel voor het voeren van eenvoudige gesprekken, het doen van aankopen en het begrijpen van tijd en data.

一 (ichi) – Eén
二 (ni) – Twee
三 (san) – Drie
四 (shi / yon) – Vier
五 (go) – Vijf
六 (roku) – Zes
七 (shichi / nana) – Zeven
八 (hachi) – Acht
九 (kyuu / ku) – Negen
十 (juu) – Tien

Dagen van de week

月曜日 (Getsuyoubi) – Maandag
火曜日 (Kayoubi) – Dinsdag
水曜日 (Suiyoubi) – Woensdag
木曜日 (Mokuyoubi) – Donderdag
金曜日 (Kinyoubi) – Vrijdag
土曜日 (Doyoubi) – Zaterdag
日曜日 (Nichiyoubi) – Zondag

Basisvragen

Het kunnen stellen van basisvragen is cruciaal om informatie te verkrijgen en gesprekken te starten.

何ですか (Nan desu ka) – Wat is het?
どこですか (Doko desu ka) – Waar is het?
いつですか (Itsu desu ka) – Wanneer is het?
いくらですか (Ikura desu ka) – Hoeveel kost het?
誰ですか (Dare desu ka) – Wie is het?

Basiswerkwoorden

Werkwoorden zijn de kern van elke zin en het kennen van enkele basiswerkwoorden kan je helpen om eenvoudige zinnen te vormen.

食べる (taberu) – Eten
飲む (nomu) – Drinken
行く (iku) – Gaan
来る (kuru) – Komen
見る (miru) – Zien
聞く (kiku) – Luisteren
話す (hanasu) – Spreken
読む (yomu) – Lezen
書く (kaku) – Schrijven

Bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden helpen je om meer informatie over een zelfstandig naamwoord te geven en je zinnen levendiger en gedetailleerder te maken.

大きい (ookii) – Groot
小さい (chiisai) – Klein
新しい (atarashii) – Nieuw
古い (furui) – Oud
いい (ii) – Goed
悪い (warui) – Slecht
高い (takai) – Hoog / Duur
安い (yasui) – Goedkoop

Dagelijkse uitdrukkingen

Het kennen van enkele dagelijkse uitdrukkingen kan je helpen om je dagelijkse interacties soepeler en natuurlijker te laten verlopen.

お元気ですか (Ogenki desu ka) – Hoe gaat het?
元気です (Genki desu) – Het gaat goed
いいえ、結構です (Iie, kekkou desu) – Nee, dank u
わかりません (Wakarimasen) – Ik begrijp het niet
もう一度お願いします (Mou ichido onegaishimasu) – Kunt u dat alstublieft nog een keer herhalen?

Locaties en richtingen

Het kennen van basislocaties en richtingen kan je helpen om je weg te vinden in een nieuwe omgeving.

ここ (koko) – Hier
そこ (soko) – Daar
あそこ (asoko) – Daarginds
右 (migi) – Rechts
左 (hidari) – Links
前 (mae) – Voor
後ろ (ushiro) – Achter

Basisvoorwerpen

Het kennen van namen van alledaagse voorwerpen kan je helpen om eenvoudige gesprekken te voeren en dingen om je heen te beschrijven.

本 (hon) – Boek
ペン (pen) – Pen
机 (tsukue) – Bureau
椅子 (isu) – Stoel
ドア (doa) – Deur
窓 (mado) – Raam

Eten en drinken

Het kennen van basiswoorden voor eten en drinken kan je helpen om je favoriete gerechten te bestellen en gesprekken over eten te voeren.

ご飯 (gohan) – Rijst / Maaltijd
水 (mizu) – Water
お茶 (ocha) – Thee
コーヒー (koohii) – Koffie
パン (pan) – Brood
魚 (sakana) – Vis
肉 (niku) – Vlees
野菜 (yasai) – Groente

Familie

Het kennen van basiswoorden voor familieleden kan je helpen om over je familie te praten en anderen beter te begrijpen als zij over hun familie praten.

家族 (kazoku) – Familie
父 (chichi) – Vader
母 (haha) – Moeder
兄 (ani) – Oudere broer
姉 (ane) – Oudere zus
弟 (otouto) – Jongere broer
妹 (imouto) – Jongere zus

Hobby’s en vrije tijd

Het kennen van basiswoorden voor hobby’s en vrije tijd kan je helpen om gesprekken te voeren over wat je leuk vindt om te doen in je vrije tijd.

音楽 (ongaku) – Muziek
映画 (eiga) – Film
スポーツ (supootsu) – Sport
読書 (dokusho) – Lezen
旅行 (ryokou) – Reizen

Conclusie

Het beheersen van deze basiswoorden en -uitdrukkingen zal je helpen om een solide basis te leggen voor je Japanse taalvaardigheid. Onthoud dat consistentie en oefening de sleutel zijn tot succes bij het leren van een nieuwe taal. Probeer deze woorden dagelijks te gebruiken in je gesprekken en schrijf ze op om ze beter te onthouden. Veel succes met je studie van de Japanse taal!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller