Italiaans is een prachtige taal die vaak geassocieerd wordt met kunst, cultuur en natuurlijk het heerlijke eten. Maar wanneer je plannen maakt om naar Italiƫ te reizen of gewoon je taalvaardigheden wilt verbeteren, is het ook handig om te kunnen praten over iets alledaags als het weer en de seizoenen. In dit artikel vind je essentiƫle Italiaanse woordenschat gericht op het weer en de seizoenen, compleet met betekenissen en voorbeeldzinnen.
Tempo ā Het weer
Spreken over “het weer” in het Italiaans begint met het woord tempo.
Che tempo farĆ domani?
Stagione ā Seizoen
Als je wilt verwijzen naar een “seizoen”, gebruik je het woord stagione.
Quale ĆØ la tua stagione preferita?
Primavera ā Lente
De lente, of primavera, is een prachtig seizoen in Italiƫ.
La primavera ĆØ il periodo dei fiori.
Estate ā Zomer
Italiaanse zomers, of estate, staan bekend om hun warmte en zonneschijn.
In estate vado sempre al mare.
Autunno ā Herfst
De herfst, of autunno, brengt verkoeling en prachtige herfstkleuren.
Lāautunno ĆØ la stagione del raccolto.
Inverno ā Winter
De winter, of inverno, kan in sommige delen van Italiƫ sneeuwrijk zijn.
In inverno preferisco stare al caldo in casa.
Sole ā Zon
Een van de meest geliefde aspecten van het Italiaanse weer is de sole, de zon.
Quando il sole splende, sono piĆ¹ felice.
Pioggia ā Regen
Soms heb je te maken met pioggia, ofwel regen.
Odio uscire quando c’ĆØ la pioggia.
Neve ā Sneeuw
In de wintermaanden kan neve, sneeuw, voor pittoreske taferelen zorgen.
La neve ha ricoperto tutte le strade.
Vento ā Wind
Vento, wind, speelt ook een belangrijke rol in het Italiaanse klimaat.
Il vento sta spazzando via le nuvole.
Temporale ā Onweer
Tijdens een temporale kun je genieten van spectaculaire bliksemschouwspelen.
Durante il temporale ĆØ pericoloso restare sotto gli alberi.
Nuvoloso ā Bewolkt
Een bewolkte dag wordt in het Italiaans aangeduid met nuvoloso.
Il cielo ĆØ completamente nuvoloso oggi.
Serbato ā Bewaard, opgeklaard
Na een storm kan het weer serbato, ofwel opklaren.
Dopo la pioggia il cielo si ĆØ serbato.
Freddo ā Koud
Wanneer de temperatuur daalt, zeg je dat het freddo, koud, is.
Prendi la giacca, fa freddo fuori!
Caldo ā Warm
Tegenovergesteld aan koud is caldo, wat warm betekent.
Oggi fa davvero troppo caldo per lavorare.
UmiditĆ ā Vochtigheid
Hoge umiditĆ , of vochtigheid, kan het weer oncomfortabel maken.
L’umiditĆ mi fa sentire appiccicoso.
Gelo ā Vorst
Gelo, of vorst, treedt op wanneer de temperatuur onder het vriespunt daalt.
Attenzione al gelo sulla strada questa mattina.
Brina ā Rijp
Een dun laagje ijskristallen op planten of grond heet brina, oftewel rijp.
La brina copre i campi al mattino presto.
Nebbia ā Mist
In sommige gebieden komt vaak nebbia, of mist, voor.
La nebbia rende difficile la guida.
Grado ā Graad
Temperatuur wordt gemeten in gradi, of graden Celsius.
Oggi ci sono 30 gradi, ĆØ una giornata molto calda!
Het beheersen van deze woordenschat zal helpen om het gesprek gaande te houden met lokale mensen en geloofwaardig over te komen. Het praten over het weer is overal een goed startpunt voor de conversatie en bovendien een nuttige bron van kleine gespreksstof.
Naarmate je vertrouwd raakt met deze belangrijke Italiaanse woorden en uitdrukkingen, kun je ze gaan combineren om complexere zinnen te bouwen en je Italiaans verder te verbeteren. En onthoud: oefening baart kunst, dus wees niet bang om fouten te maken en blijf altijd oefenen. Buona fortuna, oftewel veel succes!