Italiaans is een prachtige, melodische taal die nauw verbonden is met onderwijs en cultuur. Als je Italiaans leert of van plan bent in Italië te studeren, is het essentieel dat je vertrouwd raakt met basiswoordenschat gerelateerd aan school en onderwijs. Hieronder vind je een lijst met belangrijke Italiaanse termen die je zal helpen je weg te vinden in de academische wereld.
Scuola
(De school)
Dit is het algemene woord voor ‘school’ in het Italiaans.
I bambini in Italia cominciano la scuola all’età di sei anni.
Insegnante
(De leraar / lerares)
Een onderwijzer of docent in het onderwijs.
L’insegnante di matematica è molto preparato e sa come spiegare bene i concetti.
Studente / Studentessa
(De student (m) / De studente (v))
Een leerling of student, afhankelijk van de context mannelijk of vrouwelijk.
La studentessa ha presentato la sua tesi di laurea ieri.
Libro
(Het boek)
Een verzamelwerk van geschreven, gedrukte of lege vellen papier.
Ho dimenticato il mio libro di inglese a casa.
Aula
(Het klaslokaal)
De ruimte waar onderwijs wordt gegeven.
Gli studenti sono in aula per la lezione di storia.
Compito
(Het huiswerk, de opdracht)
Werk dat door leraren wordt opgegeven om thuis te doen.
Ho un compito di matematica da finire per domani.
Esame
(Het examen)
Een formele test van iemands kennis of vaardigheden in een bepaald vak.
Devo studiare tanto per l’esame di fisica.
Voto
(De cijfer)
De beoordeling die aangeeft hoe goed je een taak of examen hebt voltooid.
Ho ricevuto un buon voto in letteratura.
Università
(De universiteit)
Een instelling voor hoger onderwijs en onderzoek die academische graden verleent.
Mia sorella si è iscritta all’università di Bologna quest’anno.
Facoltà
(De faculteit)
De afdeling binnen een universiteit die zich op een bepaald vakgebied richt.
Si è laureato con lode in ingegneria, presso la facoltà di ingegneria.
Lavagna
(Het schoolbord)
Een bord waarop de leraar kan schrijven met krijt of speciale markers.
L’insegnante ha scritto l’equazione sulla lavagna.
Pausa
(De pauze)
Een korte periode van rust tijdens de schooluren.
Durante la pausa, gli studenti vanno al bar per uno spuntino.
Dirigente scolastico
(De schooldirecteur)
De persoon die verantwoordelijk is voor het runnen van de school.
Il dirigente scolastico ha aperto l’anno accademico con un discorso.
Quaderno
(Het schrift)
Een boek met lege bladzijden, gebruikt voor het maken van aantekeningen of oefeningen.
Prendo appunti su un quaderno per ogni lezione.
Biblioteca
(De bibliotheek)
Een plaats waar boeken, tijdschriften en andere materialen worden gehouden voor lezen, studeren of referentie.
Passo molto tempo in biblioteca per preparare il mio esame.
Lezione
(De les)
Een periode van onderwijs gegeven door een leraar.
Oggi abbiamo una lezione interessante sull’arte rinascimentale.
Materia
(Het vak, de studierichting)
Een specifiek onderdeel van kennis binnen het onderwijs.
La mia materia preferita è la biologia.
Cattedra
(Het bureau van de leraar)
Het bureau in een klaslokaal waar de leraar zit of staat tijdens het lesgeven.
L’insegnante di solito tiene il registro sulla cattedra.
Bovenstaande woorden vormen de basis voor communicatie op school of tijdens je onderwijs in Italië. Maar het leren van een taal stopt niet bij woorden alleen; het gaat ook om de cultuur en context waarin deze woorden worden gebruikt. Door je onder te dompelen in de Italiaanse taal en cultuur, zal je merken dat je niet alleen je woordenschat verbetert, maar ook een dieper begrip krijgt van hoe deze woorden in de echte wereld worden toegepast. Of je nu een beginner bent in het Italiaans of je vaardigheden wilt aanscherpen, deze termen zijn essentiële bouwstenen voor je academische avonturen in Italië.