Wanneer je een nieuwe taal leert, is het altijd handig om een lijst te hebben van de belangrijkste woorden en uitdrukkingen die je moet kennen. Voor degenen die hun Hindi-vaardigheden willen verbeteren en naar een B1-niveau willen streven, is het essentieel om een goede basiswoordenschat te hebben. In dit artikel zullen we een aantal essentiƫle Hindi-woorden en uitdrukkingen bespreken die je moet kennen om effectief te communiceren op een B1-niveau.
Belangrijke Zelfstandige Naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden vormen de ruggengraat van elke taal. Hier zijn enkele van de meest voorkomende en nuttige zelfstandige naamwoorden die je moet kennen:
1. ą¤Ŗą¤¾ą¤Øą„ (pÄnÄ«) – Water
2. ą¤ą¤¾ą¤Øą¤¾ (khÄnÄ) – Voedsel
3. ą¤ą¤° (ghar) – Huis
4. ą¤øą„ą¤ą„ą¤² (skÅ«l) – School
5. ą¤ą¤¾ą¤® (kÄm) – Werk
6. ą¤¦ą„ą¤ą¤¾ą¤Ø (dukÄn) – Winkel
7. ą¤øą¤”ą¤¼ą¤ (saį¹ak) – Straat
8. ą¤¦ą¤æą¤Ø (din) – Dag
9. ą¤°ą¤¾ą¤¤ (rÄt) – Nacht
10. ą¤øą¤®ą¤Æ (samay) – Tijd
Deze woorden helpen je bij alledaagse gesprekken en maken het gemakkelijker om situaties te beschrijven en te begrijpen.
Belangrijke Werkwoorden
Werkwoorden zijn essentieel om acties en gebeurtenissen te beschrijven. Hier zijn enkele belangrijke werkwoorden die je moet kennen:
1. ą¤ą¤°ą¤Øą¤¾ (karnÄ) – Doen
2. ą¤¹ą„ą¤Øą¤¾ (honÄ) – Zijn
3. ą¤ą¤Øą¤¾ (ÄnÄ) – Komen
4. ą¤ą¤¾ą¤Øą¤¾ (jÄnÄ) – Gaan
5. ą¤ą¤¾ą¤Øą¤¾ (khÄnÄ) – Eten
6. ą¤Ŗą„ą¤Øą¤¾ (pÄ«nÄ) – Drinken
7. ą¤¦ą„ą¤ą¤Øą¤¾ (dekhnÄ) – Zien
8. ą¤øą„ą¤Øą¤Øą¤¾ (sunnÄ) – Luisteren
9. ą¤¬ą„ą¤²ą¤Øą¤¾ (bolnÄ) – Spreken
10. ą¤²ą¤æą¤ą¤Øą¤¾ (likhnÄ) – Schrijven
Het kennen van deze werkwoorden stelt je in staat om een breed scala aan activiteiten en handelingen te beschrijven.
Belangrijke Bijvoeglijke Naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden helpen ons om dingen te beschrijven en meer details te geven. Hier zijn enkele belangrijke bijvoeglijke naamwoorden:
1. ą¤
ą¤ą„ą¤ą¤¾ (acchÄ) – Goed
2. ą¤¬ą„ą¤°ą¤¾ (burÄ) – Slecht
3. ą¤¬ą¤”ą¤¼ą¤¾ (baį¹Ä) – Groot
4. ą¤ą„ą¤ą¤¾ (choį¹Ä) – Klein
5. ą¤øą„ą¤ą¤¦ą¤° (sundar) – Mooi
6. ą¤¤ą„ą¤ą¤¼ (tez) – Snel
7. ą¤§ą„ą¤®ą¤¾ (dhÄ«mÄ) – Langzaam
8. ą¤Øą¤Æą¤¾ (nayÄ) – Nieuw
9. ą¤Ŗą„ą¤°ą¤¾ą¤Øą¤¾ (purÄnÄ) – Oud
10. ą¤ą¤°ą¤® (garam) – Warm
Deze bijvoeglijke naamwoorden zijn nuttig om je beschrijvingen levendiger en specifieker te maken.
Dagelijkse Uitdrukkingen
Het beheersen van dagelijkse uitdrukkingen is cruciaal voor vloeiendheid in een taal. Hier zijn enkele veelvoorkomende uitdrukkingen die je moet kennen:
1. ą¤ą„ą¤øą„ ą¤¹ą„? (kaise ho?) – Hoe gaat het?
2. ą¤§ą¤Øą„ą¤Æą¤µą¤¾ą¤¦ (dhanyavÄd) – Dank je wel
3. ą¤ą„ą¤Ŗą¤Æą¤¾ (kripayÄ) – Alsjeblieft
4. ą¤®ą„ą¤ą„ ą¤®ą¤¾ą¤«ą¤¼ ą¤ą¤°ą„ą¤ (mujhe mÄf karen) – Het spijt me
5. ą¤ą„ą¤Æą¤¾ ą¤øą¤®ą¤Æ ą¤¹ą„ą¤ ą¤¹ą„? (kyÄ samay huÄ hai?) – Hoe laat is het?
6. ą¤®ą„ą¤°ą¤¾ ą¤Øą¤¾ą¤® … ą¤¹ą„ (merÄ nÄm … hai) – Mijn naam is …
7. ą¤ą¤Ŗą¤ą¤¾ ą¤øą„ą¤µą¤¾ą¤ą¤¤ ą¤¹ą„ (Äp kÄ svÄgat hai) – Welkom
8. ą¤®ą„ą¤ą„ ą¤®ą¤¦ą¤¦ ą¤ą¤¾ą¤¹ą¤æą¤ (mujhe madad chÄhiye) – Ik heb hulp nodig
9. ą¤Æą¤¹ ą¤ą¤æą¤¤ą¤Øą¤¾ ą¤¹ą„? (yah kitnÄ hai?) – Hoeveel kost dit?
10. ą¤ą¤Ŗ ą¤ą„ą¤øą„ ą¤¹ą„ą¤? (Äp kaise hain?) – Hoe gaat het met u?
Het kennen van deze uitdrukkingen helpt je om beleefd en effectief te communiceren in verschillende situaties.
Veelvoorkomende Vragen
Het stellen van vragen is een belangrijk onderdeel van elke taal. Hier zijn enkele veelvoorkomende vragen die je moet kennen:
1. ą¤ą¤Ŗą¤ą¤¾ ą¤Øą¤¾ą¤® ą¤ą„ą¤Æą¤¾ ą¤¹ą„? (Äp kÄ nÄm kyÄ hai?) – Wat is uw naam?
2. ą¤ą¤Ŗ ą¤ą¤¹ą¤¾ą¤ ą¤øą„ ą¤¹ą„ą¤? (Äp kahÄn se hain?) – Waar komt u vandaan?
3. ą¤ą¤Ŗ ą¤ą„ą¤Æą¤¾ ą¤ą¤°ą¤¤ą„ ą¤¹ą„ą¤? (Äp kyÄ karte hain?) – Wat doet u?
4. ą¤ą¤Ŗą¤ą„ ą¤ą„ą¤Æą¤¾ ą¤ą¤¾ą¤¹ą¤æą¤? (Äpko kyÄ chÄhiye?) – Wat wilt u?
5. ą¤Æą¤¹ ą¤ą¤¹ą¤¾ą¤ ą¤¹ą„? (yah kahÄn hai?) – Waar is dit?
6. ą¤ą¤Ŗ ą¤ą¤¬ ą¤ ą¤°ą¤¹ą„ ą¤¹ą„ą¤? (Äp kab Ä rahe hain?) – Wanneer komt u?
7. ą¤ą¤Ŗ ą¤ą¤æą¤øą¤ą„ ą¤øą¤¾ą¤„ ą¤¹ą„ą¤? (Äp kiske sÄth hain?) – Met wie bent u?
8. ą¤ą¤Ŗ ą¤ą„ą¤øą„ ą¤ą¤¾ ą¤°ą¤¹ą„ ą¤¹ą„ą¤? (Äp kaise jÄ rahe hain?) – Hoe gaat u?
9. ą¤Æą¤¹ ą¤ą„ą¤Æą„ą¤ ą¤¹ą„ ą¤°ą¤¹ą¤¾ ą¤¹ą„? (yah kyon ho rahÄ hai?) – Waarom gebeurt dit?
10. ą¤ą¤Ŗ ą¤ą„ą¤Æą¤¾ ą¤øą„ą¤ą¤¤ą„ ą¤¹ą„ą¤? (Äp kyÄ sochte hain?) – Wat denkt u?
Deze vragen helpen je om informatie te verkrijgen en gesprekken te beginnen.
Belangrijke Voorzetsels
Voorzetsels zijn kleine maar belangrijke woorden die relaties tussen andere woorden in een zin aangeven. Hier zijn enkele belangrijke voorzetsels:
1. ą¤®ą„ą¤ (meį¹) – In
2. ą¤Ŗą¤° (par) – Op
3. ą¤øą„ (se) – Van, vanaf
4. ą¤¤ą¤ (tak) – Tot
5. ą¤ą„ ą¤²ą¤æą¤ (ke liye) – Voor
6. ą¤øą¤¾ą¤„ (sÄth) – Met
7. ą¤¬ą¤æą¤Øą¤¾ (binÄ) – Zonder
8. ą¤ą„ ą¤Ŗą¤¾ą¤ø (ke pÄs) – Bij
9. ą¤ą„ ą¤Øą„ą¤ą„ (ke nÄ«che) – Onder
10. ą¤ą„ ą¤ą¤Ŗą¤° (ke Å«par) – Boven
Het correct gebruiken van voorzetsels helpt je om duidelijker en nauwkeuriger te communiceren.
Belangrijke Bijwoorden
Bijwoorden geven meer informatie over werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden of andere bijwoorden. Hier zijn enkele belangrijke bijwoorden:
1. ą¤
ą¤ą„ (abhÄ«) – Nu
2. ą¤«ą¤æą¤° (phir) – Daarna, opnieuw
3. ą¤Æą¤¹ą¤¾ą¤ (yahÄn) – Hier
4. ą¤µą¤¹ą¤¾ą¤ (vahÄn) – Daar
5. ą¤¹ą¤®ą„ą¤¶ą¤¾ (hameshÄ) – Altijd
6. ą¤ą¤ą„ (kabhi) – Ooit, nooit
7. ą¤¬ą¤¹ą„ą¤¤ (bahut) – Veel
8. ą¤ą¤® (kam) – Weinig
9. ą¤§ą„ą¤°ą„ (dhÄ«re) – Langzaam
10. ą¤ą¤²ą„ą¤¦ą„ (jaldÄ«) – Snel
Het toevoegen van deze bijwoorden aan je zinnen maakt je taalgebruik rijker en gedetailleerder.
Conclusie
Het beheersen van deze woorden en uitdrukkingen zal je helpen om een solide basis te leggen voor je Hindi-taalvaardigheid op B1-niveau. Blijf oefenen en probeer deze woorden in je dagelijkse gesprekken te gebruiken. Onthoud dat taal leren een proces is dat tijd en toewijding vergt. Veel succes met je Hindi-studie!