Het leren van een nieuwe taal kan uitdagend zijn, vooral als het gaat om werkwoorden. Hebreeuws, met zijn unieke schrift en grammatica, kan in het begin ontmoedigend lijken. Maar geen zorgen! In dit artikel bespreken we enkele van de meest voorkomende Hebreeuwse werkwoorden die u moet kennen. We geven ook voorbeeldzinnen om u te helpen begrijpen hoe deze werkwoorden in context worden gebruikt.
ללכת – Gaan
ללכת (lalekhet) betekent “gaan”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt om aan te geven dat iemand van de ene plaats naar de andere beweegt.
אני אוהב ללכת בפארק כל בוקר.
לאכול – Eten
לאכול (le’ekhol) betekent “eten”. Het is een essentieel werkwoord dat in alledaagse gesprekken vaak voorkomt.
הם רוצים לאכול ארוחת ערב במסעדה.
לשתות – Drinken
לשתות (lishtot) betekent “drinken”. Dit werkwoord wordt gebruikt om de actie van het drinken van vloeistoffen aan te duiden.
אני צריכה לשתות יותר מים כל יום.
לקרוא – Lezen
לקרוא (likro) betekent “lezen”. Het wordt gebruikt wanneer iemand een tekst of een boek leest.
היא אוהבת לקרוא ספרים לפני השינה.
לכתוב – Schrijven
לכתוב (likhtov) betekent “schrijven”. Dit werkwoord wordt gebruikt om de actie van schrijven aan te duiden.
הילדים לומדים לכתוב בבית הספר.
לעבוד – Werken
לעבוד (la’avod) betekent “werken”. Het wordt gebruikt om aan te geven dat iemand een taak of een baan uitvoert.
אני הולך לעבודה מוקדם כל בוקר.
ללמוד – Studeren
ללמוד (lilmod) betekent “studeren” of “leren”. Dit werkwoord wordt vaak gebruikt in de context van onderwijs en studie.
הם צריכים ללמוד למבחן מחר.
לנסוע – Reizen
לנסוע (linsoa) betekent “reizen” of “rijden”. Het wordt gebruikt om aan te geven dat iemand zich met een vervoermiddel verplaatst.
אנחנו רוצים לנסוע לפריז בחופשה הבאה.
לשחק – Spelen
לשחק (lesakhek) betekent “spelen”. Dit werkwoord wordt gebruikt in de context van spelletjes of sport.
הילדים אוהבים לשחק בכדור אחרי בית הספר.
לאהוב – Houden van
לאהוב (le’ehov) betekent “houden van” of “liefhebben”. Dit werkwoord wordt gebruikt om genegenheid of liefde uit te drukken.
אני אוהב את המשפחה שלי מאוד.
לשנוא – Haten
לשנוא (lisno) betekent “haten”. Dit werkwoord wordt gebruikt om sterke afkeer of haat uit te drukken.
הוא שונא לשקר לאחרים.
לישון – Slapen
לישון (lishon) betekent “slapen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om de actie van slapen aan te duiden.
אני צריכה ללכת לישון מוקדם הלילה.
להתעורר – Wakker worden
להתעורר (lehit’orer) betekent “wakker worden”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand wakker wordt uit de slaap.
אני מתעורר בשעה שש בבוקר כל יום.
לבשל – Koken
לבשל (levashel) betekent “koken”. Dit werkwoord wordt gebruikt om de actie van het bereiden van voedsel aan te duiden.
היא אוהבת לבשל ארוחות טעימות.
לעזור – Helpen
לעזור (la’azor) betekent “helpen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand hulp biedt aan een ander.
אתה יכול לעזור לי עם השיעורים?
לדבר – Spreken
לדבר (ledaber) betekent “spreken”. Dit werkwoord wordt gebruikt om de actie van het spreken of praten aan te duiden.
הם מדברים על התוכנית החדשה.
לשמוע – Horen
לשמוע (lishmoa) betekent “horen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om de actie van het horen van geluiden aan te duiden.
אני לא יכול לשמוע אותך בבירור.
לראות – Zien
לראות (lirot) betekent “zien”. Dit werkwoord wordt gebruikt om de actie van het zien met de ogen aan te duiden.
אני רוצה לראות את הסרט הזה.
לשמור – Bewaren
לשמור (lishmor) betekent “bewaren” of “houden”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iets wordt bewaard of beschermd.
הוא שומר את כל המכתבים שלה.
להבין – Begrijpen
להבין (lehavin) betekent “begrijpen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand iets begrijpt of doorheeft.
אני לא מבין את השאלה שלך.
לרצות – Willen
לרצות (lirtzot) betekent “willen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om iemands wens of verlangen uit te drukken.
הם רוצים לצאת לטיול בסוף השבוע.
לחכות – Wachten
לחכות (lekhakot) betekent “wachten”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand op iets of iemand wacht.
אני מחכה לאוטובוס בתחנה.
לשבת – Zitten
לשבת (lashevet) betekent “zitten”. Dit werkwoord wordt gebruikt om de actie van het zitten aan te duiden.
הם יושבים על הספסל בפארק.
לקום – Opstaan
לקום (lakum) betekent “opstaan”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand opstaat, meestal uit een liggende of zittende positie.
אני צריך לקום מוקדם מחר בבוקר.
לרוץ – Rennen
לרוץ (larutz) betekent “rennen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om de actie van snel bewegen te beschrijven.
הוא אוהב לרוץ בפארק אחרי העבודה.
לבוא – Komen
לבוא (lavo) betekent “komen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand naar een specifieke plaats komt.
הם יבואו למסיבה שלנו בשבת.
לצאת – Uitgaan
לצאת (latzet) betekent “uitgaan”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand een plaats verlaat om ergens anders heen te gaan.
אנחנו מתכננים לצאת הערב לסרט.
להיכנס – Binnenkomen
להיכנס (lehekanes) betekent “binnenkomen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand een ruimte binnengaat.
בבקשה להיכנס לחדר בזהירות.
לחזור – Terugkomen
לחזור (lakzor) betekent “terugkomen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand terugkeert naar een eerdere plaats.
הם יחזרו הביתה מאוחר בלילה.
לשכוח – Vergeten
לשכוח (lishkoakh) betekent “vergeten”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand iets niet meer weet of zich niet meer herinnert.
אני שוכח תמיד את המפתחות שלי בבית.
לזכור – Herinneren
לזכור (lizkor) betekent “herinneren”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand zich iets herinnert.
אני זוכר את הפגישה שלנו מחר בבוקר.
לגלות – Ontdekken
לגלות (legalot) betekent “ontdekken”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand iets nieuws ontdekt of te weten komt.
היא גילתה מקום חדש לטייל בו.
לשאול – Vragen
לשאול (lish’ol) betekent “vragen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand een vraag stelt.
אני רוצה לשאול אותך שאלה חשובה.
להרגיש – Voelen
להרגיש (lehargish) betekent “voelen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand een bepaalde emotie of fysieke sensatie ervaart.
אני מרגיש טוב היום.
לפתוח – Openen
לפתוח (liftoakh) betekent “openen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om de actie van het openen van iets aan te duiden.
בבקשה לפתוח את הדלת.
לסגור – Sluiten
לסגור (lisgor) betekent “sluiten”. Dit werkwoord wordt gebruikt om de actie van het sluiten van iets aan te duiden.
הם צריכים לסגור את החלון בגלל הרוח.
לשלוח – Versturen
לשלוח (lishloakh) betekent “versturen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand iets verzendt, zoals een brief of een pakket.
אני רוצה לשלוח מכתב לחבר שלי.
לקבל – Ontvangen
לקבל (lekabel) betekent “ontvangen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand iets ontvangt of krijgt.
היא קיבלה מתנה יפה ליום ההולדת שלה.
לבחור – Kiezen
לבחור (livkhor) betekent “kiezen”. Dit werkwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iemand een keuze maakt tussen verschillende opties.
אני צריך לבחור בין שני קורסים שונים.
Het beheersen van deze werkwoorden zal u helpen om beter en zelfverzekerder te communiceren in het Hebreeuws. Blijf oefenen, en u zult merken dat het steeds gemakkelijker wordt om deze woorden in uw dagelijkse gesprekken te gebruiken. Veel succes met uw taalstudie!