Wanneer je Indonesisch leert, zul je merken dat er specifieke woorden zijn voor verschillende concepten die in het Nederlands misschien als hetzelfde worden beschouwd. Een klassiek voorbeeld hiervan is het verschil tussen hari en tanggal. Beide woorden kunnen vertaald worden als “dag” of “datum”, maar hun gebruik en betekenis zijn verschillend. In dit artikel zullen we dieper ingaan op deze twee woorden en hun gebruik in verschillende contexten.
Het begrip hari
Hari betekent letterlijk “dag” en wordt gebruikt om de dagen van de week of een specifieke dag aan te duiden.
Hari – dag
Hari ini saya akan pergi ke pasar.
Vandaag ga ik naar de markt.
In deze zin verwijst hari naar de huidige dag, vandaag. Het is belangrijk om te weten dat hari altijd wordt gebruikt in combinatie met de dagen van de week.
Senin – maandag
Saya memiliki janji pada hari Senin.
Ik heb een afspraak op maandag.
Selasa – dinsdag
Dia akan datang pada hari Selasa.
Hij zal komen op dinsdag.
Rabu – woensdag
Kami bertemu setiap hari Rabu.
Wij ontmoeten elkaar elke woensdag.
Kamis – donderdag
Pertemuan tersebut diadakan pada hari Kamis.
De vergadering wordt op donderdag gehouden.
Jumat – vrijdag
Hari Jumat adalah hari favorit saya.
Vrijdag is mijn favoriete dag.
Sabtu – zaterdag
Saya biasanya berbelanja pada hari Sabtu.
Ik doe meestal boodschappen op zaterdag.
Minggu – zondag
Kami pergi ke gereja pada hari Minggu.
Wij gaan naar de kerk op zondag.
Het begrip tanggal
Tanggal betekent “datum” en wordt gebruikt om specifieke data in de kalender aan te geven.
Tanggal – datum
Tanggal berapa hari ini?
Welke datum is het vandaag?
In deze zin vraagt de spreker naar de specifieke datum van vandaag. Tanggal wordt vaak gevolgd door een getal dat de dag van de maand aangeeft.
Satu – één
Ulang tahun saya tanggal satu Januari.
Mijn verjaardag is op één januari.
Dua – twee
Kami akan pergi pada tanggal dua Maret.
Wij gaan op twee maart.
Tiga – drie
Pertemuan tersebut diadakan pada tanggal tiga April.
De vergadering wordt op drie april gehouden.
Empat – vier
Dia akan tiba pada tanggal empat Mei.
Hij zal arriveren op vier mei.
Lima – vijf
Saya akan mulai bekerja pada tanggal lima Juni.
Ik begin met werken op vijf juni.
Enam – zes
Konser tersebut diadakan pada tanggal enam Juli.
Het concert wordt op zes juli gehouden.
Tujuh – zeven
Pameran tersebut berlangsung dari tanggal tujuh Agustus.
De tentoonstelling loopt vanaf zeven augustus.
Delapan – acht
Kami memiliki ujian pada tanggal delapan September.
Wij hebben een examen op acht september.
Sembilan – negen
Acara tersebut berlangsung hingga tanggal sembilan Oktober.
Het evenement duurt tot negen oktober.
Sepuluh – tien
Kita akan berangkat pada tanggal sepuluh November.
We vertrekken op tien november.
Sebelas – elf
Pertandingan tersebut diadakan pada tanggal sebelas Desember.
De wedstrijd wordt op elf december gehouden.
Combinatie van hari en tanggal
Het is mogelijk om zowel hari als tanggal in dezelfde zin te gebruiken om een specifieke dag en datum aan te geven.
Hari Senin tanggal lima Juni – Maandag vijf juni
Pertemuan tersebut diadakan pada hari Senin tanggal lima Juni.
De vergadering wordt op maandag vijf juni gehouden.
In deze zin worden zowel de dag van de week (maandag) als de specifieke datum (vijf juni) vermeld. Dit maakt het duidelijker en specifieker.
Gebruik van hari en tanggal in verschillende contexten
Het is ook belangrijk om te weten hoe hari en tanggal in verschillende contexten worden gebruikt. Hier zijn enkele voorbeelden:
Hari kerja – werkdag
Hari kerja saya dari Senin sampai Jumat.
Mijn werkdagen zijn van maandag tot vrijdag.
Hari libur – vrije dag
Kami akan pergi berlibur pada hari libur nasional.
Wij gaan op vakantie op de nationale feestdag.
Tanggal merah – nationale feestdag (letterlijk: rode datum)
Tanggal merah berikutnya adalah pada bulan Desember.
De volgende nationale feestdag is in december.
Tanggal kadaluarsa – vervaldatum
Periksa tanggal kadaluarsa sebelum membeli produk tersebut.
Controleer de vervaldatum voordat je dat product koopt.
Veelvoorkomende uitdrukkingen met hari en tanggal
Er zijn ook enkele veelvoorkomende uitdrukkingen in het Indonesisch die hari of tanggal gebruiken:
Hari ini – vandaag
Hari ini cuacanya sangat bagus.
Vandaag is het weer erg mooi.
Hari esok – morgen
Hari esok saya akan pergi ke Jakarta.
Morgen ga ik naar Jakarta.
Hari kemarin – gisteren
Hari kemarin saya bertemu dengan teman lama.
Gisteren ontmoette ik een oude vriend.
Tanggal berapa – welke datum
Tanggal berapa ulang tahunmu?
Welke datum is jouw verjaardag?
Tanggal lahir – geboortedatum
Tanggal lahir saya adalah dua puluh Januari.
Mijn geboortedatum is twintig januari.
Conclusie
Het leren van het verschil tussen hari en tanggal is essentieel voor een goed begrip van het Indonesisch. Terwijl hari verwijst naar de dagen van de week, gebruikt men tanggal om specifieke data aan te geven. Door deze woorden correct te gebruiken, kun je duidelijker en specifieker communiceren in het Indonesisch. Vergeet niet dat oefening de sleutel is tot succes in elke taal, dus blijf oefenen met het gebruik van hari en tanggal in verschillende contexten. Selamat belajar! (Veel succes met leren!)