Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar lonende ervaring zijn. Een van de belangrijkste aspecten van taalverwerving is het opbouwen van een uitgebreide woordenschat, vooral op gebieden die vaak voorkomen in het dagelijks leven. In dit artikel zullen we ons richten op Catalaanse woordenschat die te maken heeft met geld en financiën. Deze woorden en uitdrukkingen zijn essentieel voor iedereen die in Catalonië wil wonen, werken of gewoon wil reizen. Laten we beginnen met enkele basiswoorden en geleidelijk meer complexe termen verkennen.
Basiswoordenschat
Dinero: Geld. Dit is het meest algemene woord voor geld in het Catalaans.
Tinc diners a la cartera.
Banc: Bank. Een financiële instelling waar je geld kunt storten, opnemen en beheren.
Vaig anar al banc per obrir un compte.
Moneda: Munt. Fysieke geldstukken die worden gebruikt voor kleine transacties.
He trobat una moneda de cinc cèntims a terra.
Bitllet: Biljet. Papieren geld dat in verschillende coupures komt.
Vaig pagar amb un bitllet de vint euros.
Targeta de crèdit: Creditcard. Een plastic kaart uitgegeven door een bank waarmee je aankopen kunt doen op krediet.
He comprat el sopar amb la targeta de crèdit.
Bankdiensten
Compte corrent: Lopende rekening. Een type bankrekening die wordt gebruikt voor dagelijkse transacties.
El meu sou es diposita directament al meu compte corrent.
Compte d’estalvis: Spaarrekening. Een bankrekening bedoeld voor het sparen van geld en het verdienen van rente.
Estic estalviant diners en un compte d’estalvis.
Transferència bancària: Bankoverschrijving. Het verplaatsen van geld van de ene bankrekening naar de andere.
He fet una transferència bancària a un amic.
Caixer automàtic: Geldautomaat. Een machine waar je geld kunt opnemen of storten zonder naar een bankkantoor te gaan.
Vaig anar al caixer automàtic per retirar diners.
Extracte bancari: Bankafschrift. Een gedetailleerd overzicht van alle transacties op je bankrekening.
He revisat el meu extracte bancari per veure les despeses.
Investeringen en Besparingen
Inversió: Investering. Het gebruik van geld om winst te maken, bijvoorbeeld door aandelen te kopen.
He fet una inversió en borsa.
Accions: Aandelen. Eigendomsbewijzen van een bedrijf die kunnen stijgen of dalen in waarde.
Vaig comprar accions d’una empresa tecnològica.
Obligacions: Obligaties. Schuldinstrumenten uitgegeven door bedrijven of overheden die rente betalen.
Les obligacions són una forma segura d’inversió.
Interès: Rente. Het bedrag dat wordt betaald voor het lenen van geld of dat wordt verdiend op spaargeld.
La meva hipoteca té un interès molt baix.
Rendiment: Opbrengst. De winst die wordt gemaakt op een investering.
El rendiment de les meves accions ha estat excel·lent aquest any.
Hypotheken en Leningen
Hipoteca: Hypotheek. Een lening die wordt gebruikt om onroerend goed te kopen, waarbij het eigendom als onderpand dient.
He contractat una hipoteca per comprar una casa nova.
Préstec: Lening. Geld dat wordt geleend en moet worden terugbetaald, vaak met rente.
Vaig demanar un préstec per pagar els meus estudis.
Crèdit: Krediet. Een financiële overeenkomst waarbij geld wordt geleend om later terug te betalen.
Tinc un bon historial de crèdit.
Interès fix: Vaste rente. Een rentepercentage dat gedurende de hele looptijd van de lening gelijk blijft.
Prefereixo una hipoteca amb interès fix.
Interès variable: Variabele rente. Een rentepercentage dat kan variëren gedurende de looptijd van de lening.
La meva hipoteca té un interès variable.
Dagelijkse Uitgaven en Budgettering
Pressupost: Budget. Een plan voor het beheren van inkomsten en uitgaven.
He fet un pressupost mensual per controlar les meves despeses.
Despesa: Uitgave. Geld dat wordt uitgegeven aan goederen of diensten.
Les despeses mensuals inclouen el lloguer i les factures.
Estalvi: Besparing. Geld dat apart wordt gezet voor toekomstige uitgaven.
Intento augmentar els meus estalvis cada mes.
Deute: Schuld. Geld dat is geleend en moet worden terugbetaald.
Tinc un deute important amb el banc.
Ingressos: Inkomsten. Geld dat wordt verdiend door werk, investeringen of andere bronnen.
Els meus ingressos mensuals provenen del meu sou.
Belastingen en Verzekeringen
Impost: Belasting. Geld dat aan de overheid wordt betaald op basis van inkomen, eigendom of aankopen.
He de pagar l’impost sobre la renda cada any.
IVA: BTW (Belasting Toegevoegde Waarde). Een belasting op goederen en diensten.
L’IVA està inclòs en el preu del producte.
Assegurança: Verzekering. Een overeenkomst waarbij een persoon of entiteit wordt beschermd tegen bepaalde risico’s in ruil voor een premie.
Tinc una assegurança de salut privada.
Prima: Premie. Het bedrag dat wordt betaald voor een verzekeringspolis.
La prima de la meva assegurança de cotxe ha augmentat aquest any.
Indemnització: Schadevergoeding. Geld dat wordt betaald als compensatie voor verlies of schade.
Vaig rebre una indemnització per l’accident de trànsit.
Handel en Economie
Mercat: Markt. Een plaats waar goederen en diensten worden verhandeld.
El mercat està ple de gent els diumenges.
Economia: Economie. Het systeem van productie, distributie en consumptie van goederen en diensten.
L’economia del país està creixent ràpidament.
Inflació: Inflatie. De stijging van het algemene prijsniveau van goederen en diensten in een economie.
La inflació ha fet pujar els preus dels aliments.
Deflació: Deflatie. De daling van het algemene prijsniveau van goederen en diensten.
La deflació pot ser un signe d’una economia en recessió.
Comerç: Handel. De uitwisseling van goederen en diensten tussen mensen of landen.
El comerç internacional és vital per a l’economia global.
Exportació: Export. Goederen en diensten die naar een ander land worden verzonden voor verkoop.
L’exportació de vi és una de les principals indústries de la regió.
Importació: Import. Goederen en diensten die uit een ander land worden verkregen.
La importació de productes electrònics ha augmentat aquest any.
Zakelijke en Financiële Termen
Empresa: Bedrijf. Een organisatie die goederen of diensten produceert om winst te maken.
Treballo en una gran empresa tecnològica.
Benefici: Winst. Het bedrag aan geld dat overblijft na aftrek van alle kosten.
L’empresa ha obtingut un benefici rècord aquest trimestre.
Pèrdua: Verlies. Het tegenovergestelde van winst, wanneer de kosten hoger zijn dan de inkomsten.
L’empresa ha tingut pèrdues aquest any.
Factura: Factuur. Een gedetailleerde lijst van goederen of diensten en hun kosten, vaak met een verzoek om betaling.
He rebut la factura de la llum avui.
Recurs: Hulpbron. Alles wat kan worden gebruikt om een doel te bereiken, zoals kapitaal, arbeid, of grondstoffen.
Els recursos naturals del país són molt valuosos.
Capital: Kapitaal. Geld of andere middelen die worden gebruikt om een bedrijf te starten of uit te breiden.
L’empresa necessita més capital per expandir-se.
Dividends: Dividenden. De winst die wordt uitgekeerd aan aandeelhouders van een bedrijf.
Els accionistes esperen rebre dividends aquest trimestre.
Slotgedachten
Het beheersen van geld- en financiëngerelateerde woordenschat in het Catalaans kan je helpen om effectiever te communiceren en beter geïnformeerde financiële beslissingen te nemen. Of je nu een huis wilt kopen, een bedrijf wilt starten of gewoon je dagelijkse uitgaven wilt beheren, deze woorden en uitdrukkingen zullen van onschatbare waarde zijn. Blijf oefenen en breid je woordenschat uit om je taalvaardigheid te verbeteren. Veel succes met je taalstudie!