Familie en de banden die we met onze naasten delen zijn universeel, maar de manier waarop we over onze familieleden spreken, kan sterk verschillen per cultuur. In de Arabische wereld is de familie een van de belangrijkste sociale structuren, en het Arabisch kent dan ook een rijke woordenschat om verwantschapsrelaties aan te duiden.
Als je Arabisch leert, is het kennen van de basis familie- en verwantschapstermen essentieel om je te kunnen uitdrukken en een gesprek over je gezin of familie aan te gaan. Hieronder volgt een lijst met belangrijke Arabische woorden op dit gebied, met definities en voorbeeldzinnen.
العائلة (al-‘ā’ilah)
Definitie: het woord voor ‘familie’ in het Arabisch.
هذه صورة العائلة.
Deze zin betekent “Dit is een familiefoto.”
الأب (al-ab)
Definitie: vader.
أين يعمل الأب؟
“Waar werkt vader?”
الأم (al-umm)
Definitie: moeder.
تحب الأم طبخ الطعام لعائلتها.
“Moeder houdt ervan om voor haar gezin te koken.”
الابن (al-ibn)
Definitie: zoon.
الابن يدرس في الجامعة.
“De zoon studeert aan de universiteit.”
الابنة (al-ibnah)
Definitie: dochter.
تذهب الابنة إلى المدرسة كل يوم.
“De dochter gaat elke dag naar school.”
الأخ (al-akh)
Definitie: broer.
أخي يلعب كرة القدم.
“Mijn broer speelt voetbal.”
الأخت (al-ukht)
Definitie: zus.
أين تعيش أختك؟
“Waar woont je zus?”
الجد (al-jadd)
Definitie: grootvader.
يحكي الجد قصصاً عن الماضي.
“Opa vertelt verhalen over het verleden.”
الجدة (al-jaddah)
Definitie: grootmoeder.
تصنع الجدة أفضل الحلويات.
“Oma maakt de beste snoepjes.”
العم (al-‘amm)
Definitie: oom (broer van vader).
العم مهندس معماري.
“Oom is een architect.”
العمة (al-‘ammah)
Definitie: tante (zus van vader).
تعمل العمة في المستشفى.
“Tante werkt in het ziekenhuis.”
الخال (al-khāl)
Definitie: oom (broer van moeder).
لدي خال يعمل في الخارج.
“Ik heb een oom die in het buitenland werkt.”
الخالة (al-khālah)
Definitie: tante (zus van moeder).
تحب الخالة الرسم.
“Tante houdt van tekenen.”
الحفيد (al-ḥafīd)
Definitie: kleinzoon.
يذهب الحفيد إلى الحديقة مع جده.
“De kleinzoon gaat met zijn opa naar het park.”
الحفيدة (al-ḥafīdah)
Definitie: kleindochter.
تعلمت الحفيدة العزف على البيانو.
“De kleindochter heeft leren piano spelen.”
الأقارب (al-aqārib)
Definitie: verwanten.
أحب قضاء الوقت مع أقاربي.
“Ik hou ervan om tijd door te brengen met mijn verwanten.”
الزوج (al-zawj)
Definitie: echtgenoot.
زوجي يعمل كمحامي.
“Mijn echtgenoot werkt als advocaat.”
الزوجة (al-zawjah)
Definitie: echtgenote.
زوجتي معلمة.
“Mijn echtgenote is leerkracht.”
In deze lijst zijn veelgebruikte familie- en verwantschapstermen opgenomen die je zullen helpen bij het leren en praktiseren van het Arabisch. Leer deze termen uit het hoofd en oefen ze in zinnen, zodat je jouw woordenschat kunt uitbreiden en je communicatievaardigheden kunt verbeteren. Door met native speakers te praten en Arabische media te consumeren, zoals films, tv-series en boeken, kun je je begrip verder verdiepen en de termen in een natuurlijke context zien.
Het leren van een nieuwe taal opent nieuwe horizonnen en stelt je in staat om met mensen uit verschillende delen van de wereld te communiceren. Het is dus de moeite waard om je te verdiepen in een rijke en expressieve taal als het Arabisch. Met deze familie- en verwantschapstermen heb je een goed startpunt voor gesprekken over familie, wat kan leiden tot interessante en verrijkende uitwisselingen. Veel succes met je Arabisch leertraject!