Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar ook een zeer lonende ervaring zijn. Voor degenen die Indonesisch leren, is het begrijpen van hoe tijd en datums worden uitgedrukt een cruciaal onderdeel van de taalvaardigheid. In dit artikel zullen we verschillende Indonesische uitdrukkingen en vocabulaire gerelateerd aan tijd en datums verkennen, samen met hun betekenissen en voorbeeldzinnen.
Tijd uitdrukkingen
Jam – uur
In Indonesisch betekent jam letterlijk “uur”. Het wordt gebruikt om de tijd aan te geven.
Saya bangun pada jam enam pagi.
Menit – minuut
Menit betekent “minuut” en wordt gebruikt om de tijd in minuten aan te geven.
Kereta akan tiba dalam lima menit.
Detik – seconde
Detik betekent “seconde” en wordt gebruikt om de tijd in seconden aan te geven.
Tolong tunggu sebentar, hanya lima detik lagi.
Jam berapa? – Hoe laat?
Jam berapa? wordt gebruikt om te vragen hoe laat het is.
Jam berapa sekarang?
Dagelijkse tijdsuitdrukkingen
Pagi – ochtend
Pagi betekent “ochtend” en wordt gebruikt om de vroege uren van de dag aan te geven.
Setiap pagi saya jogging di taman.
Siang – middag
Siang betekent “middag” en wordt gebruikt om de uren tussen de ochtend en de avond aan te geven.
Saya makan siang pada jam dua belas siang.
Sore – namiddag/avond
Sore betekent “namiddag” of “avond” en wordt gebruikt om de uren tussen de middag en de nacht aan te geven.
Sore ini kita akan pergi ke bioskop.
Malam – nacht
Malam betekent “nacht” en wordt gebruikt om de latere uren van de dag aan te geven.
Selamat malam, sampai jumpa besok.
Datums uitdrukkingen
Hari – dag
Hari betekent “dag”. Het wordt gebruikt om de dagen van de week of een specifieke dag aan te geven.
Hari ini adalah hari Senin.
Minggu – week
Minggu betekent “week” en wordt gebruikt om een periode van zeven dagen aan te geven.
Saya akan pergi berlibur minggu depan.
Bulan – maand
Bulan betekent “maand” en wordt gebruikt om een periode van ongeveer dertig dagen aan te geven.
Bulan depan adalah ulang tahun saya.
Tahun – jaar
Tahun betekent “jaar” en wordt gebruikt om een periode van twaalf maanden aan te geven.
Tahun ini saya akan lulus dari universitas.
Dagen van de week
Senin – maandag
Senin betekent “maandag”, de eerste dag van de werkweek.
Senin depan kita punya rapat penting.
Selasa – dinsdag
Selasa betekent “dinsdag”, de tweede dag van de werkweek.
Setiap Selasa saya ada kelas tari.
Rabu – woensdag
Rabu betekent “woensdag”, de derde dag van de werkweek.
Rabu ini saya akan pergi ke dokter.
Kamis – donderdag
Kamis betekent “donderdag”, de vierde dag van de werkweek.
Kamis malam saya biasanya bermain futsal.
Jumat – vrijdag
Jumat betekent “vrijdag”, de vijfde dag van de werkweek.
Jumat ini kita akan mengadakan pesta kecil.
Sabtu – zaterdag
Sabtu betekent “zaterdag”, de zesde dag van de week en vaak een vrije dag.
Sabtu depan kita akan pergi ke pantai.
Minggu – zondag
Minggu betekent “zondag”, de zevende dag van de week en een dag van rust.
Hari Minggu saya biasanya bersantai di rumah.
Maanden van het jaar
Januari – januari
Januari betekent “januari”, de eerste maand van het jaar.
Di bulan Januari, cuaca sangat dingin di sini.
Februari – februari
Februari betekent “februari”, de tweede maand van het jaar.
Februari adalah bulan yang paling pendek dalam setahun.
Maret – maart
Maret betekent “maart”, de derde maand van het jaar.
Saya lahir pada bulan Maret.
April – april
April betekent “april”, de vierde maand van het jaar.
Di bulan April, bunga-bunga mulai bermekaran.
Mei – mei
Mei betekent “mei”, de vijfde maand van het jaar.
Di bulan Mei, kita merayakan Hari Pendidikan Nasional.
Juni – juni
Juni betekent “juni”, de zesde maand van het jaar.
Juni adalah bulan yang sangat sibuk bagi saya.
Juli – juli
Juli betekent “juli”, de zevende maand van het jaar.
Saya berencana liburan ke Bali pada bulan Juli.
Agustus – augustus
Agustus betekent “augustus”, de achtste maand van het jaar.
Pada bulan Agustus, kita merayakan Hari Kemerdekaan Indonesia.
September – september
September betekent “september”, de negende maand van het jaar.
Di bulan September, saya mulai semester baru di kampus.
Oktober – oktober
Oktober betekent “oktober”, de tiende maand van het jaar.
Banyak festival diadakan pada bulan Oktober.
November – november
November betekent “november”, de elfde maand van het jaar.
Di bulan November, cuaca mulai dingin.
Desember – december
Desember betekent “december”, de twaalfde maand van het jaar.
Desember adalah bulan yang penuh dengan perayaan.
Seizoenen
Musim – seizoen
Musim betekent “seizoen” en verwijst naar de verschillende periodes van het jaar.
Indonesia memiliki dua musim, musim hujan dan musim kemarau.
Musim hujan – regenseizoen
Musim hujan betekent “regenseizoen” en verwijst naar de periode van het jaar waarin het veel regent.
Pada musim hujan, kita sering membawa payung.
Musim kemarau – droog seizoen
Musim kemarau betekent “droog seizoen” en verwijst naar de periode van het jaar waarin het weinig regent.
Musim kemarau adalah waktu yang baik untuk berlibur ke pantai.
Veelvoorkomende uitdrukkingen
Besok – morgen
Besok betekent “morgen” en wordt gebruikt om de dag na vandaag aan te geven.
Besok saya ada ujian penting.
Kemarin – gisteren
Kemarin betekent “gisteren” en wordt gebruikt om de dag voor vandaag aan te geven.
Kemarin saya bertemu dengan teman lama.
Hari ini – vandaag
Hari ini betekent “vandaag” en wordt gebruikt om de huidige dag aan te geven.
Hari ini cuaca sangat cerah.
Lusa – overmorgen
Lusa betekent “overmorgen” en wordt gebruikt om de dag na morgen aan te geven.
Lusa kita akan pergi ke kebun binatang.
Minggu depan – volgende week
Minggu depan betekent “volgende week” en wordt gebruikt om de week na de huidige week aan te geven.
Minggu depan saya ada perjalanan dinas ke luar kota.
Bulan depan – volgende maand
Bulan depan betekent “volgende maand” en wordt gebruikt om de maand na de huidige maand aan te geven.
Bulan depan saya akan pindah rumah.
Tahun depan – volgend jaar
Tahun depan betekent “volgend jaar” en wordt gebruikt om het jaar na het huidige jaar aan te geven.
Tahun depan saya berencana untuk melanjutkan studi di luar negeri.
Lama – lang
Lama betekent “lang” en wordt gebruikt om een lange periode aan te geven.
Kita sudah lama tidak bertemu.
Baru saja – net
Baru saja betekent “net” en wordt gebruikt om aan te geven dat iets zojuist is gebeurd.
Saya baru saja selesai makan.
Sering – vaak
Sering betekent “vaak” en wordt gebruikt om aan te geven dat iets regelmatig gebeurt.
Dia sering datang terlambat.
Door deze uitdrukkingen en vocabulaire te begrijpen en te oefenen, kun je je Indonesische taalvaardigheid aanzienlijk verbeteren. Het kennen van de juiste woorden en hoe ze worden gebruikt in context zal je helpen om vloeiender en zelfverzekerder te communiceren in het Indonesisch. Veel succes met je taalstudie!