Duitse woorden voor reizen en accommodatie

Reizen is een van de leukste activiteiten die er zijn. Of je nu op zakenreis gaat, de wereld ontdekt of familie bezoekt, het kennen van de juiste woorden in het Duits kan je ervaring aanzienlijk verbeteren. Hieronder vind je een lijst met handige Duitse woorden die te maken hebben met reizen en accommodatie, inclusief definities en voorbeeldzinnen.

Reise
Definitie: Een reis of trip.
Ich plane eine Reise nach Deutschland.

Abfahrt
Definitie: Vertrek, het moment waarop een voertuig vertrekt.
Die Abfahrt des Zuges ist um 10 Uhr morgens.

Ankunft
Definitie: Aankomst, het moment waarop je aankomt op je bestemming.
Die Ankunft am Flughafen war pünktlich.

Flugzeug
Definitie: Een vliegtuig.
Das Flugzeug wird in einer Stunde landen.

Zug
Definitie: Een trein.
Wir nehmen den Zug nach Berlin.

Bus
Definitie: Een bus.
Der Bus hält direkt vor dem Hotel.

Unterkunft
Definitie: Accommodatie of verblijfplaats.
Hast du schon eine Unterkunft gebucht?

Hotel
Definitie: Een hotel.
Das Hotel hat vier Sterne.

Reservierung
Definitie: Een reservering of boeking.
Könnten Sie bitte meine Reservierung bestätigen?

Zimmer
Definitie: Een kamer.
Ich habe ein Doppelzimmer im Hotel reserviert.

Rezeption
Definitie: Receptie of ontvangstbalie van een hotel.
Bitte melden Sie sich bei der Rezeption.

Schlüssel
Definitie: Een sleutel.
Ich habe den Schlüssel für mein Zimmer verloren.

Gepäck
Definitie: Bagage.
Bitte bringen Sie mein Gepäck auf mein Zimmer.

Ticket
Definitie: Een toegangsbewijs of biljet.
Hast du dein Ticket für den Flug schon ausgedruckt?

Pass
Definitie: Een paspoort.
Bitte zeigen Sie Ihren Pass bei der Passkontrolle.

Visum
Definitie: Een visum, toestemming om een land te betreden.
Benötige ich ein Visum für diesen Land?

Koffer
Definitie: Een koffer.
Mein Koffer ist sehr schwer.

Rucksack
Definitie: Een rugzak.
Ich reise nur mit einem Rucksack.

Landkarte
Definitie: Een landkaart.
Kannst du mir auf der Landkarte zeigen, wo das ist?

Fremdenführer
Definitie: Een gids of iemand die tours geleidt.
Der Fremdenführer erzählt interessante Geschichten über die Stadt.

Sprachführer
Definitie: Een taalgids.
Ich habe einen Sprachführer gekauft, um einfache Sätze zu lernen.

Reiseführer
Definitie: Een reisgids (boek of persoon).
Der Reiseführer empfiehlt, die Altstadt zu besuchen.

Sehenswürdigkeit
Definitie: Een bezienswaardigheid of toeristische attractie.
Diese Sehenswürdigkeit ist sehr berühmt.

Ausflug
Definitie: Een uitje of excursie.
Wir machen morgen einen Ausflug in die Berge.

Reiseversicherung
Definitie: Reisverzekering.
Es ist wichtig, eine Reiseversicherung abzuschließen.

Grenze
Definitie: De grens tussen twee landen.
Wir haben die Grenze ohne Probleme überquert.

Zoll
Definitie: Douane, de plaats waar je bagage gecontroleerd wordt.
Am Zoll mussten wir unsere Koffer öffnen.

Einreisekarte
Definitie: Een aankomstkaart die je invult bij de grens.
Bitte füllen Sie die Einreisekarte vor der Landung aus.

Stornierung
Definitie: Annulering van een reservering.
Ich muss meine Reservierung leider stornieren.

Met deze woorden op zak, ben je al een stuk beter voorbereid op je volgende avontuur of reis naar een Duitstalig land. Herhaal deze woorden regelmatig, zodat je je woordenschat kunt blijven uitbreiden en versterken. Veel reisplezier gewenst en vergeet niet te genieten van elk nieuw woord dat je leert!

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller