Wanneer je Duits leert, is het kennen van de basiswoorden voor kleding en mode een essentieel onderdeel van je woordenschat. In dit artikel zullen we enkele van de meest voorkomende Duitse woorden op dit gebied behandelen, compleet met definities en voorbeeldzinnen om je te helpen deze in de praktijk te gebruiken.
Kleidung
Dit algemene woord betekent ‘kleding’ en wordt gebruikt om te verwijzen naar alles wat iemand draagt.
Sie spendete alte Kleidung an eine Wohltätigkeitsorganisation.
Hose
Een broek in het Duits. Dit kan een jeans zijn, een chino of een andere soort broek.
Er kauft sich eine neue Hose für das Vorstellungsgespräch.
Jacke
Dit woord betekent ‘jack’ of ‘jas’ en omvat een breed scala aan bovenkleding.
Es ist kalt draußen, vergiss deine Jacke nicht.
Hemd
Het Duitse woord voor een ‘shirt’, doorgaans een overhemd.
Er trug ein weißes Hemd zur Hochzeit.
Pullover
Een ’trui’ of ‘sweater’ die vaak wordt gedragen om warm te blijven bij kouder weer.
Mein Großvater hat mir einen warmen Pullover gestrickt.
Schuh
Het Duitse woord voor ‘schoen’. Dit kan elke vorm van schoeisel zijn.
Sie kaufte ein Paar Schuhe, die perfekt zu ihrem neuen Kleid passten.
Kleid
Een ‘jurk’. Dit woord wordt gebruikt voor verschillende types en stijlen van jurken.
Das rote Kleid sieht wirklich toll an ihr aus.
Anzug
Een ‘pak’, vaak gedragen door mannen voor formele gelegenheden of op kantoor.
Er trug einen schwarzen Anzug zu dem Geschäftstreffen.
Mantel
‘Een lange jas’, vaker gedragen in de winter om tegen de kou te beschermen.
Ihre neue Mantel ist sehr stilvoll und warm.
T-Shirt
Een informeel shirt met korte mouwen en meestal gemaakt van katoen.
Ich habe ein T-Shirt mit einem interessanten Aufdruck gekauft.
Rock
Een ‘rok’. Er zijn veel verschillende stijlen zoals een minirok, kokerrok of maxi-rok.
Zu ihrem Vorstellungsgespräch trug sie einen blauen Rock.
Mode
Dit woord betekent ‘mode’ en verwijst naar de heersende stijlen en trends in kleding.
Sie interessiert sich sehr für Mode und liest alle Modemagazine.
Stil
‘Stil’ of ‘fashion style’ en verwijst naar iemands persoonlijke wijze van dresseren en presenteren.
Jeder hat seinen eigenen Stil, wenn es um Kleidung geht.
Tasche
Een ’tas’. Dit kan zijn een handtas, rugzak of een aktetas.
Sie trägt immer eine große Tasche bei sich.
Accessoire
De verzamelnaam voor ‘accessoires’, zoals sieraden, riemen en sjaals.
Accessoires können ein einfaches Outfit komplett verändern.
Hut
Een ‘hoed’. Hoeden komen in verschillende vormen en maten.
Er trug einen eleganten Hut zur Gartenparty.
Schal
Een ‘sjaal’, wat een lang kledingstuk is dat rond de hals gedragen wordt voor warmte of als modieus item.
Im Winter wickelt sie immer einen dicken Schal um ihren Hals.
Schmuck
Algemeen woord voor ‘sieraden’, inclusief onder andere ringen, armbanden en halskettingen.
Zu besonderen Anlässen trägt sie gerne ihren schönsten Schmuck.
Uhr
Een ‘horloge’ of ‘klok’. Wordt vaak gedragen als een functioneel accessoire.
Er prüfte die Zeit auf seiner neuen Uhr.
Deze vocabulairelijst biedt je een solide basis voor het bespreken van kleding en mode in het Duits. Door deze woorden te leren en regelmatig te oefenen, zul je al snel merken dat je Duitse woordenschat op dit gebied zal verbeteren. Vergeet niet om deze woorden te gebruiken wanneer je gaat winkelen of over je eigen stijl praat, zodat ze een natuurlijk deel van je conversaties worden.