Basiswoordenschat
Arbejde – werk
De term arbejde verwijst naar werk of arbeid in het algemeen.
Jeg har meget arbejde i dag.
Kollega – collega
Een kollega is iemand met wie je werkt.
Min kollega hjalp mig med projektet.
Møde – vergadering
Een møde is een bijeenkomst waar zaken worden besproken.
Vi har et vigtigt møde i morgen.
Projekt – project
Een projekt is een tijdelijke onderneming met een specifiek doel.
Vi arbejder på et nyt projekt.
Opdatering – update
Een opdatering is nieuwe informatie of een nieuwe status van iets.
Vi har brug for en opdatering på statusen.
Communicatie
Email – e-mail
Een email is een elektronische brief die je via internet verstuurt.
Jeg sender dig en email senere.
Telefonopkald – telefoongesprek
Een telefonopkald is een gesprek via de telefoon.
Jeg venter på et vigtigt telefonopkald.
Præsentation – presentatie
Een præsentation is een georganiseerde manier om informatie te tonen.
Min præsentation er klar til mødet.
Rapport – rapport
Een rapport is een gedetailleerd verslag over een specifiek onderwerp.
Jeg har afsluttet rapporten om salget.
Diskussion – discussie
Een diskussion is een uitwisseling van meningen over een onderwerp.
Vi havde en lang diskussion om projektet.
Dagelijkse taken
Opgave – taak
Een opgave is een specifieke taak die moet worden voltooid.
Jeg har mange opgaver i dag.
Deadline – deadline
Een deadline is het tijdstip waarop iets moet zijn afgerond.
Deadline for projektet er på fredag.
Planlægning – planning
Planlægning betekent het organiseren van taken en tijd.
Planlægning er vigtig for at nå vores mål.
Feedback – feedback
Feedback is terugkoppeling of commentaar op iets.
Jeg har brug for din feedback på min præsentation.
Prioritere – prioriteren
Prioritere betekent voorrang geven aan bepaalde taken.
Vi skal prioritere disse opgaver.
Werkgerelateerde terminologie
Arbejdsgiver – werkgever
Een arbejdsgiver is iemand die mensen in dienst neemt.
Min arbejdsgiver er meget forstående.
Medarbejder – werknemer
Een medarbejder is iemand die voor een bedrijf werkt.
Vi har brug for flere medarbejdere i vores team.
Ansvar – verantwoordelijkheid
Ansvar betekent verantwoordelijkheid voor iets.
Jeg har ansvaret for dette projekt.
Leder – leider
Een leder is iemand die een team of organisatie aanstuurt.
Vores leder er meget erfaren.
Team – team
Een team is een groep mensen die samenwerken aan een doel.
Vores team arbejder godt sammen.
Technologie op de werkvloer
Software – software
Software is een programma dat op een computer draait.
Vi bruger ny software til projektstyring.
Hardware – hardware
Hardware verwijst naar de fysieke componenten van een computer.
Vi har brug for ny hardware til kontoret.
Netværk – netwerk
Een netværk is een groep computers die met elkaar verbonden zijn.
Vores netværk er nede lige nu.
Database – database
Een database is een georganiseerde verzameling gegevens.
Jeg arbejder på at opdatere databasen.
Applikation – applicatie
Een applikation is een softwareprogramma dat een specifieke taak uitvoert.
Denne applikation gør arbejdet meget lettere.
Vergaderingen en evenementen
Agenda – agenda
Een agenda is een lijst van onderwerpen die in een vergadering worden besproken.
Agendaen for mødet er blevet sendt ud.
Protokol – notulen
Protokol zijn de officiële aantekeningen van wat er in een vergadering is besproken.
Jeg skriver protokollen for dagens møde.
Workshop – workshop
Een workshop is een praktische trainingssessie.
Vi deltager i en workshop om vores færdigheder at forbedre.
Seminar – seminar
Een seminar is een bijeenkomst waar een specifiek onderwerp wordt besproken.
Seminaret omhandler ny teknologi.
Konference – conferentie
Een konference is een grote bijeenkomst waar mensen spreken en netwerken.
Jeg deltager i en konference næste uge.
Zakelijke termen
Forhandling – onderhandeling
Een forhandling is een proces waarbij twee of meer partijen proberen een overeenkomst te bereiken.
Forhandlingerne gik godt, og vi nåede en aftale.
Aftale – overeenkomst
Een aftale is een formele regeling tussen twee partijen.
Vi har indgået en aftale med den nye leverandør.
Strategi – strategie
Een strategi is een plan van aanpak om een doel te bereiken.
Vores nye strategi fokuserer på vækst.
Budget – budget
Een budget is een plan voor hoe geld wordt uitgegeven of bespaard.
Vi skal overholde budgettet for dette kvartal.
Indtægt – inkomen
Indtægt is het geld dat een bedrijf verdient.
Vores indtægt er steget dette år.
Persoonlijke ontwikkeling
Træning – training
Træning is een proces van het aanleren van nieuwe vaardigheden.
Jeg deltager i en træning for at forbedre mine færdigheder.
Karriere – carrière
Een karriere is de loopbaan van iemand in hun werkleven.
Jeg ønsker at fremme min karriere inden for virksomheden.
Færdigheder – vaardigheden
Færdigheder zijn de capaciteiten die iemand heeft om bepaalde taken uit te voeren.
Kommunikationsfærdigheder er meget vigtige på arbejdspladsen.
Mål – doel
Een mål is een specifiek resultaat dat iemand wil bereiken.
Mit mål er at færdiggøre dette projekt inden deadline.
Motivation – motivatie
Motivation is de drijfveer die iemand aanzet om iets te doen.
Jeg har brug for mere motivation til at afslutte denne opgave.
Het beheersen van deze Deense woordenschatwoorden zal je helpen effectiever te communiceren op de werkvloer. Oefen regelmatig met deze woorden en probeer ze in je dagelijkse gesprekken op het werk te gebruiken. Door consistent te oefenen, zul je merken dat je zelfverzekerder en vloeiender wordt in het Deens.

