Als taaldocent en specialist kom ik dagelijks in aanraking met studenten die de uitdaging aangaan een nieuwe taal te leren. Voor diegenen die Portugees studeren, wil ik een aantal essentiƫle bijvoeglijke naamwoorden belichten die vaak gebruikt worden in dagelijkse gesprekken.
Feliz – gelukkig
Het gebruik van “feliz” kan een persoonlijke staat van zijn of gevoel van een persoon aanduiden.
Ela estĆ” muito feliz com as novas amizades que fez.
Triste – droevig
Een eenvoudig woord om gevoelens van verdriet uit te drukken.
Ele ficou triste depois daquela notĆcia.
Grande – groot
Een beschrijvend woord dat gebruikt kan worden voor zowel fysieke omvang als abstracte concepten.
Aquela Ɣrvore Ʃ realmente grande!
Pequeno – klein
Tegenovergestelde van “grande” en nuttig voor het beschrijven van de grootte van objecten of ideeĆ«n.
Ele tem um apartamento pequeno na cidade.
Bonito – mooi
Om schoonheid of aantrekkelijkheid aan te geven van mensen, dingen of situaties.
A praia estava bonita ao pƓr-do-sol.
Feio – lelijk
Gebruikt voor het beschrijven van iets dat esthetisch niet aangenaam is.
Aquele prƩdio antigo Ʃ muito feio.
Novo – nieuw
Dit bijvoeglijk naamwoord drukt uit dat iets recent is gemaakt of ontstaan.
Comprei um carro novo.
Velho – oud
Het geeft aan dat iets al een lange tijd bestaat of van leeftijd is.
Ela ama aquele relĆ³gio velho do seu avĆ“.
Boa – goed
“Boa” kan verwijzen naar kwaliteit, moraliteit of geschiktheid.
Esta comida estĆ” muito boa!
Mau – slecht
De tegenhanger van “boa”, vaak gebruikt om een negatief oordeel of onvoldoende kwaliteit uit te drukken.
O tempo estĆ” mau para ir Ć praia.
Inteligente – intelligent
Beschrijft mentale scherpte of slimmigheid bij mensen.
A estudante Ć© muito inteligente e sempre tira notas altas.
DifĆcil – moeilijk
Het geeft aan dat iets niet eenvoudig te begrijpen, doen of doorstaan is.
A prova foi mais difĆcil do que eu esperava.
FĆ”cil – gemakkelijk
Precies het tegenovergestelde van “difĆcil”, gebruikt om te benadrukken dat iets zonder veel moeite gedaan kan worden.
Ele achou a receita fƔcil de fazer.
Interessante – interessant
Om aan te geven dat iets de aandacht trekt of boeiend is.
Aquela palestra foi muito interessante.
Chato – vervelend/saai
Het woord “chato” kan zowel saai als irritant betekenen, afhankelijk van de context.
Ele acha reuniƵes longas muito chatas.
Calmo – rustig
Beschrijft iemand die ontspannen is of een situatie die vredig is.
A manhĆ£ estĆ” calma sem muito barulho.
Inquieto – onrustig
Dit bijvoeglijk naamwoord geeft aan dat iemand zich niet kan ontspannen of dat er onrust heerst.
O cachorro estĆ” inquieto com os fogos de artifĆcio.
Ocupado – bezet/druk
Gebruikt om te verwijzen naar iemand die veel te doen heeft of een ruimte die al in gebruik is.
Ele estĆ” sempre ocupado com o trabalho.
Livre – vrij/ongebruikt
De tegenovergestelde situatie van “ocupado”, wat aangeeft dat er geen verplichtingen zijn of dat iets beschikbaar is.
Agora estou livre para ir ao cinema.
Door deze bijvoeglijke naamwoorden te leren en te oefenen in dagelijkse gesprekken, zul je merken dat je woordenschat en je mogelijkheid om gedachten en gevoelens in het Portugees uit te drukken, aanzienlijk verbeteren. Taal is tenslotte de sleutel tot het verbinden van werelden, en door jezelf uit te drukken met gevarieerde en nauwkeurige beschrijvingen, open je de deuren naar een diepere culturele ervaring. Veel succes met je taalstudie!