Beroepen en woordenschat op de werkplek in het Catalaans

Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar ook een zeer lonende ervaring zijn. Een van de belangrijkste aspecten van taalverwerving is het uitbreiden van je woordenschat, vooral als het gaat om specifieke domeinen zoals de werkplek. Vandaag richten we ons op Catalaans, een taal die gesproken wordt in Cataloniƫ, een autonome gemeenschap in het noordoosten van Spanje. In dit artikel zullen we enkele veelvoorkomende beroepen en relevante woordenschat op de werkplek in het Catalaans bespreken. Laten we beginnen!

Beroepen

Metge – Arts. Een persoon die medische zorg verleent aan patiĆ«nten.
El metge va diagnosticar la malaltia correctament.

Infermer – Verpleegkundige. Iemand die medische zorg en ondersteuning biedt, vaak in een ziekenhuisomgeving.
L’infermer va administrar la medicaciĆ³ als pacients.

Advocat – Advocaat. Een juridisch professional die cliĆ«nten vertegenwoordigt in juridische zaken.
L’advocat va guanyar el cas al tribunal.

Enginyer – Ingenieur. Een persoon die zich bezighoudt met het ontwerpen en ontwikkelen van technische oplossingen.
L’enginyer va dissenyar un nou pont per a la ciutat.

Professor – Leraar. Iemand die onderwijs geeft aan studenten in een school of universiteit.
El professor ensenya matemĆ tiques a l’institut.

Cuiner – Kok. Een persoon die voedsel bereidt in een restaurant of andere eetgelegenheid.
El cuiner va preparar un deliciĆ³s Ć pat per als clients.

Cambrer – Ober. Iemand die eten en drinken serveert in een restaurant of cafĆ©.
El cambrer va portar les begudes a la taula.

Periodista – Journalist. Een persoon die nieuws en informatie verzamelt en rapporteert.
La periodista va escriure un article sobre els esdeveniments recents.

Arquitecte – Architect. Iemand die gebouwen en andere structuren ontwerpt.
L’arquitecte va presentar els plĆ nols per al nou edifici.

Venedor – Verkoper. Een persoon die producten of diensten aan klanten verkoopt.
El venedor va tancar una venda important ahir.

Woordenschat op de Werkplek

Oficina – Kantoor. Een plaats waar administratieve en andere professionele werkzaamheden worden uitgevoerd.
Treballo en una oficina al centre de la ciutat.

ReuniĆ³ – Vergadering. Een formele bijeenkomst van mensen om zaken te bespreken.
Tenim una reuniĆ³ amb el client aquesta tarda.

Projecte – Project. Een geplande onderneming met een specifiek doel, vaak met een begin- en einddatum.
Estem treballant en un projecte important per a la companyia.

Informe – Rapport. Een formeel document dat informatie en bevindingen presenteert.
He d’entregar l’informe abans del divendres.

Contracte – Contract. Een juridisch bindende overeenkomst tussen twee of meer partijen.
El contracte es va signar ahir.

Client – Klant. Iemand die goederen of diensten koopt.
El client estĆ  molt satisfet amb el nostre servei.

ColĀ·lega – Collega. Een persoon met wie je samenwerkt.
El meu colĀ·lega Ć©s molt competent i treballador.

Cap – Baas. De persoon die verantwoordelijk is voor het leiden van een team of organisatie.
El meu cap Ć©s molt comprensiu.

Horari – Rooster. Een schema dat aangeeft wanneer specifieke taken of activiteiten plaatsvinden.
L’horari de treball Ć©s de 9 a 5.

Salari – Salaris. Het bedrag dat een werknemer ontvangt voor zijn of haar werk.
El meu salari ha augmentat aquest any.

Vacances – Vakantie. Een periode waarin iemand niet werkt en tijd neemt om te rusten of te reizen.
Estic planificant les vacances d’estiu.

Ascens – Promotie. Een verhoging in rang of positie binnen een organisatie.
Vaig rebre un ascens desprƩs de cinc anys de treballar aquƭ.

FormaciĆ³ – Training. Het proces van het leren van nieuwe vaardigheden of kennis.
La formaciĆ³ Ć©s essencial per al desenvolupament professional.

Equip – Team. Een groep mensen die samenwerken om een gemeenschappelijk doel te bereiken.
El nostre equip va completar el projecte a temps.

Communicatie op de Werkplek

Correu electrĆ²nic – E-mail. Een digitaal bericht dat via het internet wordt verzonden.
Vaig enviar un correu electrĆ²nic al meu cap aquest matĆ­.

Trucada – Telefoongesprek. Een gesprek dat via de telefoon plaatsvindt.
Vaig rebre una trucada important del client.

Missatge – Bericht. Een stuk geschreven of gesproken communicatie.
Vaig deixar un missatge al contestador automĆ tic.

PresentaciĆ³ – Presentatie. Een demonstratie of uitleg van een onderwerp voor een publiek.
Vaig preparar una presentaciĆ³ per a la reuniĆ³ de demĆ .

ConferĆØncia – Conferentie. Een grote formele bijeenkomst van mensen met een gemeenschappelijk belang.
Va assistir a una conferĆØncia sobre noves tecnologies.

Informe verbal – Mondeling verslag. Het mondeling overbrengen van informatie of bevindingen.
Vaig fer un informe verbal sobre l’estat del projecte.

DiscussiĆ³ – Discussie. Een gesprek waarin meningen en ideeĆ«n worden uitgewisseld.
Vam tenir una discussiĆ³ sobre les noves polĆ­tiques de l’empresa.

Consulta – Overleg. Het vragen om advies of informatie.
Vaig tenir una consulta amb el meu supervisor sobre el pla de treball.

NegociaciĆ³ – Onderhandeling. Het proces van het bereiken van een overeenkomst door middel van discussie.
La negociaciĆ³ del contracte va ser un ĆØxit.

Feedback – Feedback. Terugkoppeling over prestaties of gedrag.
Vaig rebre feedback positiva sobre el meu treball.

Hulpmiddelen en Apparatuur

Ordinador – Computer. Een elektronisch apparaat voor het opslaan en verwerken van gegevens.
Utilitzo l’ordinador per treballar cada dia.

Impressora – Printer. Een apparaat dat digitale documenten op papier afdrukt.
La impressora estĆ  fora de servei.

TelĆØfon – Telefoon. Een apparaat voor het voeren van gesprekken over lange afstanden.
Vaig deixar el meu telĆØfon a l’oficina.

Fotocopiadora – Kopieerapparaat. Een machine die duplicaten van documenten maakt.
Vaig fer una cĆ²pia del document amb la fotocopiadora.

Projector – Projector. Een apparaat dat beelden op een groot scherm projecteert.
Vam utilitzar un projector per a la presentaciĆ³.

EscĆ ner – Scanner. Een apparaat dat fysieke documenten digitaliseert.
Vaig escanejar els documents amb l’escĆ ner.

Taula – Tafel. Een meubelstuk met een plat oppervlak dat wordt gebruikt om aan te werken of te eten.
El meu despatx tƩ una gran taula de treball.

Cadires – Stoelen. Meubels waarop men kan zitten.
Necessitem mƩs cadires per a la sala de reunions.

Arxiu – Archief. Een verzameling documenten en gegevens.
Vaig organitzar els documents a l’arxiu.

Carpeta – Map. Een hoes of map voor het opbergen van papieren.
Vaig posar tots els documents importants en una carpeta.

Het beheersen van deze woordenschat zal je helpen om effectiever te communiceren op de werkplek in het Catalaans. Door regelmatig deze termen te oefenen en in de praktijk te brengen, zul je merken dat je zelfverzekerder wordt in je gebruik van de taal. Veel succes met je studie en vergeet niet dat consistentie de sleutel is tot het leren van een nieuwe taal.

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller