Een zelfstandig naamwoord of नाम is een woord dat een persoon, plaats, ding of idee benoemt.
यो मेरो घर हो।
Werkwoord (क्रिया)
Een werkwoord of क्रिया is een woord dat een actie of staat van zijn beschrijft.
उसले खाना खायो।
Bijvoeglijk naamwoord (विशेषण)
Een bijvoeglijk naamwoord of विशेषण is een woord dat een zelfstandig naamwoord beschrijft of modificeert.
यो ठूलो किताब हो।
Bijwoord (क्रिया विशेषण)
Een bijwoord of क्रिया विशेषण is een woord dat een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord beschrijft.
उनी छिटो दौडन्छन्।
Voornaamwoord (सर्वनाम)
Een voornaamwoord of सर्वनाम is een woord dat een zelfstandig naamwoord vervangt om herhaling te voorkomen.
ऊ स्कूल गयो।
Voorzetsel (पूर्वसर्ग)
Een voorzetsel of पूर्वसर्ग is een woord dat een relatie aangeeft tussen een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord en andere woorden in een zin.
किताब टेबलमा छ।
Conjunctie (संयोजक)
Een conjunctie of संयोजक is een woord dat zinnen of zinsdelen met elkaar verbindt.
म र ऊ साथी हौं।
Interjectie (विस्मयादिबोधक)
Een interjectie of विस्मयादिबोधक is een uitroep die emoties of reacties uitdrukt.
आहा! कस्तो राम्रो।
Enkelvoud en Meervoud (एकवचन र बहुवचन)
In het Nepalees, net als in het Nederlands, hebben zelfstandige naamwoorden enkelvoudige en meervoudige vormen. Enkelvoud wordt aangeduid als एकवचन en meervoud als बहुवचन.
केटा स्कूल जान्छ। (Enkelvoud)
केटाहरू स्कूल जान्छन्। (Meervoud)
Naamvallen (कारक)
Nepalees gebruikt verschillende naamvallen of कारक om de functie van een zelfstandig naamwoord in een zin aan te duiden, zoals onderwerp, lijdend voorwerp, enzovoort.
Onderwerp (कर्तृ कारक)
Het onderwerp of कर्तृ कारक is het zelfstandig naamwoord dat de actie van het werkwoord uitvoert.
रामले स्याउ खायो।
Lijdend voorwerp (कर्म कारक)
Het lijdend voorwerp of कर्म कारक is het zelfstandig naamwoord dat de actie van het werkwoord ondergaat.
उसले किताब पढ्यो।
Bezitsvorm (सम्बन्ध कारक)
De bezitsvorm of सम्बन्ध कारक geeft aan dat een zelfstandig naamwoord iets bezit.
यो रामको घर हो।
Bijwoordelijke bepaling (अधिकरण कारक)
Een bijwoordelijke bepaling of अधिकरण कारक geeft meer informatie over waar, wanneer of hoe de actie van het werkwoord plaatsvindt.
ऊ घरमा छ।
Werkwoordstijden (काल)
Net als in het Nederlands, hebben werkwoorden in het Nepalees verschillende tijden of काल om aan te geven wanneer een actie plaatsvindt.
Verleden tijd (भूतकाल)
Verleden tijd of भूतकाल geeft aan dat de actie in het verleden heeft plaatsgevonden.
मैले खाना खाएँ।
Tegenwoordige tijd (वर्तमानकाल)
Tegenwoordige tijd of वर्तमानकाल geeft aan dat de actie in het heden plaatsvindt.
ऊ पढ्छ।
Toekomende tijd (भविष्यकाल)
Toekomende tijd of भविष्यकाल geeft aan dat de actie in de toekomst zal plaatsvinden.
ऊ भोलि आउँछ।
Modus (विधि)
De modus of विधि van een werkwoord geeft de wijze of stemming van de actie aan, zoals indicatief, imperatief of subjunctief.
Indicatief (वाच्य)
De indicatieve modus of वाच्य wordt gebruikt om feiten of echte gebeurtenissen te beschrijven.
ऊ स्कूल जान्छ।
Imperatief (आज्ञा)
De imperatieve modus of आज्ञा wordt gebruikt om bevelen of verzoeken uit te drukken.
पढ!
Subjunctief (सन्देह)
De subjunctieve modus of सन्देह wordt gebruikt om mogelijkheden, wensen of hypothetische situaties uit te drukken.
यदि ऊ आउँछ भने, म खुसी हुनेछु।
Partikels (पद)
Partikels of पद zijn woorden die geen specifieke grammaticale functie hebben, maar wel betekenis toevoegen aan een zin.
के तपाईँलाई यो मनपर्छ?
Hulpwerkwoorden (सहायक क्रिया)
Hulpwerkwoorden of सहायक क्रिया zijn werkwoorden die worden gebruikt in combinatie met een hoofdwerkwoord om de tijd, modus, aspect of stem aan te geven.
उसले काम गरिरहेको छ।
Deelwoorden (कृदन्त)
Deelwoorden of कृदन्त zijn vormen van werkwoorden die worden gebruikt als bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord.
Voltooid deelwoord (संपूर्ण कृदन्त)
Het voltooid deelwoord of संपूर्ण कृदन्त wordt gebruikt om acties aan te geven die zijn voltooid.
उसले लेखेको पत्र।
Onvoltooid deelwoord (अपूर्ण कृदन्त)
Het onvoltooid deelwoord of अपूर्ण कृदन्त wordt gebruikt om acties aan te geven die nog bezig zijn.
पढिरहेको केटा।
Vergelijkingen (तुलना)
Vergelijkingen of तुलना worden gebruikt om de relatieve mate van eigenschappen tussen twee of meer zaken aan te geven.
Positief (साधारण)
De positieve graad of साधारण wordt gebruikt om een eigenschap te beschrijven zonder vergelijking.
यो किताब ठूलो छ।
Comparatief (तुलनात्मक)
De comparatieve graad of तुलनात्मक wordt gebruikt om twee zaken met elkaar te vergelijken.
यो किताब त्यो किताबभन्दा ठूलो छ।
Superlatief (उत्कृष्ट)
De superlatieve graad of उत्कृष्ट wordt gebruikt om aan te geven dat iets de hoogste graad van een eigenschap heeft.
यो सबैभन्दा ठूलो किताब हो।
Vragende zinnen (प्रश्नवाचक वाक्य)
Vragende zinnen of प्रश्नवाचक वाक्य zijn zinnen die worden gebruikt om informatie te vragen.
तिमी कहाँ जान्छौ?
Ontkennende zinnen (नकारात्मक वाक्य)
Ontkennende zinnen of नकारात्मक वाक्य zijn zinnen die worden gebruikt om een ontkenning uit te drukken.
म स्कूल जाँदिन।
Exclamatieve zinnen (विस्मयादिबोधक वाक्य)
Exclamatieve zinnen of विस्मयादिबोधक वाक्य zijn zinnen die sterke emoties of uitroepen uitdrukken.
कस्तो राम्रो दिन!
Door deze basisgrammatica van het Nepalees te begrijpen, kunnen Nederlandse sprekers een stevige basis leggen voor verdere studie en gebruik van de taal. Blijf oefenen en wees geduldig met jezelf, want taalverwerving is een geleidelijk proces. Veel succes met je studie van het Nepalees!