Bij het leren van een nieuwe taal is kennis van alledaagse woordenschat essentieel. Wanneer je een land zoals Italiƫ bezoekt, is het zeker nuttig om enkele auto- en rijgerelateerde termen te kennen. Of je nu een auto huurt voor een pittoreske road trip door de Toscaanse heuvels of simpelweg een conversatie voert met een lokale bewoner over hun nieuwste auto, deze woorden zullen zeker van pas komen. Laten we enkele belangrijke Italiaanse woorden en uitdrukkingen doornemen.
Auto
Dit woord wordt gebruikt om een auto in het algemeen te beschrijven.
Mi piace guidare la mia auto nuova nei fine settimana.
Macchina
Ook dit betekent auto en wordt vaak in spreektaal gebruikt.
Ho lasciato la macchina nel parcheggio sotterraneo.
Motocicletta
Dit is het Italiaanse woord voor motorfiets.
La motocicletta ĆØ il mio mezzo di trasporto preferito in cittĆ .
Guidare
Dit is het werkwoord dat betekent ’te rijden’.
Guidare in Italia ĆØ diverso rispetto ai Paesi Bassi.
Patente di guida
De rijbewijs of het rijvaardigheidsbewijs.
Dovrai mostrare la tua patente di guida per noleggiare un’auto.
Targa
Dit verwijst naar de nummerplaat van een voertuig.
Ricorda di controllare la targa prima di salire in macchina.
Carburante
Dit betekent brandstof.
Dobbiamo fermarci e mettere il carburante.
Distributore di benzina
Het is de benaming voor een tankstation.
C’ĆØ un distributore di benzina vicino all’uscita dell’autostrada.
Assicurazione
Hiermee bedoelen we de verzekering.
Ć obbligatorio avere un’assicurazione per tutti i veicoli.
Autonoleggio
Dit betekent autoverhuur of autohuur.
Ho prenotato un’auto con una compagnia di autonoleggio per il weekend.
Incidente
Dit is het woord voor ongeluk.
C’ĆØ stato un piccolo incidente sulla strada principale.
Officina
Een garage of werkplaats voor auto’s.
Devo portare la macchina in officina per un controllo della frizione.
Ruota
Het Italiaanse woord voor wiel.
Ho una ruota bucata e devo cambiarla.
Gomma
Dit betekent band, zoals in autoband.
Devi controllare la pressione della gomma ogni mese.
Casco integrale
Een integraalhelm, belangrijk voor motorrijders.
In Italia ĆØ obbligatorio indossare un casco integrale quando si guida una motocicletta.
Cintura di sicurezza
Veiligheidsgordel.
Per favore, allaccia la cintura di sicurezza prima di partire.
Segnale stradale
Dit is de term voor verkeersbord.
Dovresti sempre rispettare i segnali stradali quando guidi.
Rotonda
Het betekent rotonde.
Alla rotonda, prendi la terza uscita.
Semaforo
Het Italiaanse woord voor stoplicht.
Il semaforo ĆØ rosso, devi fermarti.
Autobus
De bus.
PrenderĆ² l’autobus per andare in centro oggi.
Fermata dell’autobus
De bushalte.
La fermata dell’autobus ĆØ proprio davanti al supermercato.
Parchimetro
Dit is een parkeermeter.
Devi pagare al parchimetro prima di lasciare l’auto qui.
Multato
Dit betekent beboet of een boete hebben gekregen.
Sono stato multato per eccesso di velocitĆ la settimana scorsa.
Deze termen geven je een goede basis om in het Italiaans over auto- en rijgerelateerde onderwerpen te spreken. Door deze woorden te oefenen en toe te passen in alledaagse situaties, kun je je taalvaardigheid in het Italiaans verbeteren en jezelf verrijken met culturele kennis die alleen het leven in ItaliĆ« je kan bieden. Buona fortuna con lāapprendimento dellāitaliano e la guida in Italia!