Het is altijd goed om te beginnen met groeten en basisuitdrukkingen. Deze zijn essentieel voor het dagelijkse leven en helpen je om direct contact te maken met Arabisch sprekenden.
Hallo – مرحبا (Marhaba)
Dit is een van de meest gebruikte woorden en kan op elk moment van de dag worden gebruikt.
Goedemorgen – صباح الخير (Sabah al-khayr)
Deze uitdrukking gebruik je in de ochtend om iemand een goede dag te wensen.
Goedenavond – مساء الخير (Masa’ al-khayr)
Gebruik deze uitdrukking in de avond om iemand een goede avond te wensen.
Hoe gaat het? – كيف حالك؟ (Kayfa haluk?)
Een basisvraag om te weten hoe het met iemand gaat. Het antwoord hierop kan zijn:
Goed, dank je – بخير، شكرا (Bikhayr, shukran)
Dit is een beleefd antwoord als iemand vraagt hoe het met je gaat.
Basiswoorden voor dagelijks gebruik
Naast groeten zijn er een aantal basiswoorden die je in het dagelijks leven vaak zult gebruiken.
Ja – نعم (Na’am)
Een eenvoudig woord dat je vaak zult gebruiken om te bevestigen.
Nee – لا (La)
Het tegenovergestelde van ja, en net zo belangrijk.
Dank je wel – شكرا (Shukran)
Een beleefde manier om je dankbaarheid te tonen.
Alsjeblieft – من فضلك (Min fadlak)
Dit gebruik je wanneer je iets vraagt of aanbiedt.
Sorry – آسف (Asif)
Een belangrijk woord om je excuses aan te bieden.
Getallen
Getallen zijn ook een essentieel onderdeel van elke taal, vooral als je boodschappen doet of de tijd wilt weten.
1 – واحد (Wahid)
2 – اثنان (Ithnan)
3 – ثلاثة (Thalatha)
4 – أربعة (Arba’a)
5 – خمسة (Khamsa)
6 – ستة (Sitta)
7 – سبعة (Sab’a)
8 – ثمانية (Thamaniya)
9 – تسعة (Tis’a)
10 – عشرة (Ashara)
Het is goed om deze getallen uit je hoofd te leren, want ze komen vaak voor in alledaagse gesprekken.
Familie en relaties
Wanneer je mensen ontmoet, komt het gesprek vaak op familie en relaties. Hier zijn enkele woorden die je daarbij kunnen helpen.
Vader – أب (Ab)
Moeder – أم (Um)
Broer – أخ (Akh)
Zus – أخت (Ukht)
Opa – جد (Jadd)
Oma – جدة (Jadda)
Deze woorden helpen je om over je familie te praten en vragen te stellen over de familie van anderen.
Eten en drinken
Eten en drinken zijn universele onderwerpen die vaak ter sprake komen. Hier zijn enkele basiswoorden die je in deze context kunt gebruiken.
Water – ماء (Ma’)
Brood – خبز (Khobz)
Rijst – أرز (Aruzz)
Vlees – لحم (Lahm)
Kip – دجاج (Dajaj)
Thee – شاي (Shay)
Koffie – قهوة (Qahwa)
Deze woorden zijn handig als je in een restaurant bent of boodschappen doet.
Tijd en data
Het kunnen praten over tijd en data is ook belangrijk in dagelijkse gesprekken.
Vandaag – اليوم (Al-yawm)
Morgen – غدا (Ghadan)
Gisteren – أمس (Ams)
Uur – ساعة (Sa’a)
Minuut – دقيقة (Daqiqa)
Met deze woorden kun je afspraken maken en over je dag praten.
Richtingen en plaatsen
Als je op reis bent of een nieuwe stad verkent, zijn deze woorden erg nuttig.
Waar? – أين؟ (Ayna?)
Hier – هنا (Huna)
Daar – هناك (Hunaak)
Links – يسار (Yasar)
Rechts – يمين (Yamin)
Rechtdoor – مباشرة (Mubashara)
Deze woorden helpen je om de weg te vragen en te begrijpen wat anderen je vertellen.
Veelgebruikte werkwoorden
Werkwoorden zijn de ruggengraat van elke taal. Hier zijn enkele van de meest voorkomende werkwoorden in het Arabisch.
Doen – يفعل (Yaf’al)
Gaan – يذهب (Yadhhab)
Komen – يأتي (Ya’ti)
Zien – يرى (Yara)
Weten – يعرف (Ya’rif)
Willen – يريد (Yurid)
Deze werkwoorden kun je in veel verschillende contexten gebruiken en zijn daarom zeer nuttig om te leren.
Voorbeeldzinnen met werkwoorden
Om je te helpen deze werkwoorden in de praktijk te brengen, volgen hier enkele voorbeeldzinnen.
Ik wil water drinken. – أريد أن أشرب الماء (Urid an ashrab al-ma’)
Hij gaat naar de markt. – يذهب إلى السوق (Yadhhab ila al-suq)
Zij ziet de film. – ترى الفيلم (Tara al-film)
Wij weten het antwoord. – نعرف الجواب (Na’rif al-jawab)
Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden helpen je om meer details en beschrijvingen toe te voegen aan je gesprekken.
Groot – كبير (Kabir)
Klein – صغير (Saghir)
Mooie – جميل (Jamil)
Slecht – سيء (Sayye)
Goed – جيد (Jayid)
Warm – دافئ (Dafi)
Koud – بارد (Barid)
Deze bijvoeglijke naamwoorden kun je gebruiken om dingen, plaatsen of mensen te beschrijven.
Voorbeeldzinnen met bijvoeglijke naamwoorden
Hier zijn enkele voorbeeldzinnen om je te laten zien hoe je deze bijvoeglijke naamwoorden kunt gebruiken.
Het huis is groot. – البيت كبير (Al-bayt kabir)
De thee is warm. – الشاي دافئ (Al-shay dafi)
De man is aardig. – الرجل لطيف (Al-rajul latif)
Conclusie
Het leren van een nieuwe taal kost tijd en geduld, maar met deze basiswoorden heb je een goede start om eenvoudige gesprekken te voeren in het Arabisch. Onthoud dat oefening en herhaling de sleutel zijn tot succes. Probeer dagelijks een paar nieuwe woorden te leren en ze in gesprekken te gebruiken. Veel succes met je reis om Arabisch te leren!