Het leren van een nieuwe taal kan zowel spannend als uitdagend zijn. Voor beginners die Urdu willen leren, kan het beheersen van basiswoordenschat een goede eerste stap zijn. In dit artikel zullen we 50 essentiële woorden bespreken die u moet kennen voor Urdu op A1-niveau. Deze woorden zullen u helpen om eenvoudige gesprekken te voeren en een basisbegrip van de taal te krijgen.
Basisgroeten en beleefdheidsuitdrukkingen
1. سلام (Salaam) – Hallo
2. الوداع (Alwida) – Tot ziens
3. شکریہ (Shukriya) – Dank u
4. مہربانی (Meherbani) – Alstublieft
5. جی ہاں (Ji Haan) – Ja
6. نہیں (Nahi) – Nee
7. کیسے ہیں؟ (Kaise Hain?) – Hoe gaat het met u?
8. ٹھیک ہوں (Theek Hoon) – Het gaat goed
9. معاف کیجیے (Maaf Keejiye) – Sorry/Excuseer mij
10. خدا حافظ (Khuda Hafiz) – Tot ziens (meer religieus)
Familie en relaties
11. ماں (Maa) – Moeder
12. باپ (Baap) – Vader
13. بھائی (Bhai) – Broer
14. بہن (Behen) – Zus
15. بیٹا (Beta) – Zoon
16. بیٹی (Beti) – Dochter
17. دوست (Dost) – Vriend
18. شوہر (Shohar) – Echtgenoot
19. بیوی (Biwi) – Echtgenote
20. بچہ (Baccha) – Kind
Getallen en hoeveelheden
21. ایک (Aik) – Eén
22. دو (Do) – Twee
23. تین (Teen) – Drie
24. چار (Chaar) – Vier
25. پانچ (Paanch) – Vijf
26. زیادہ (Zyada) – Meer
27. کم (Kam) – Minder
28. سب (Sab) – Alles
29. کچھ (Kuchh) – Enkele
30. کوئی (Koi) – Geen
Dagen van de week en tijd
31. پیر (Peer) – Maandag
32. منگل (Mangal) – Dinsdag
33. بدھ (Budh) – Woensdag
34. جمعرات (Jumeraat) – Donderdag
35. جمعہ (Jumma) – Vrijdag
36. ہفتہ (Hafta) – Zaterdag
37. اتوار (Itwaar) – Zondag
38. صبح (Subah) – Ochtend
39. دوپہر (Dopeher) – Middag
40. رات (Raat) – Nacht
Basisbehoeften en dagelijkse activiteiten
41. کھانا (Khana) – Eten
42. پانی (Pani) – Water
43. سونا (Sona) – Slapen
44. پڑھنا (Parhna) – Lezen
45. لکھنا (Likhna) – Schrijven
46. چلنا (Chalna) – Lopen
47. بیٹھنا (Baithna) – Zitten
48. کام کرنا (Kaam Karna) – Werken
49. کھیلنا (Khelna) – Spelen
50. دیکھنا (Dekhna) – Kijken
Het gebruik van de woorden in zinnen
Nu we de basiswoordenschat hebben besproken, is het belangrijk om te weten hoe deze woorden in zinnen te gebruiken. Hier zijn enkele voorbeeldzinnen om u te helpen:
1. سلام, آپ کیسے ہیں؟ (Salaam, Aap Kaise Hain?) – Hallo, hoe gaat het met u?
2. میں ٹھیک ہوں، شکریہ۔ (Mein Theek Hoon, Shukriya.) – Het gaat goed met mij, dank u.
3. کیا آپ پانی پینا چاہتے ہیں؟ (Kya Aap Pani Peena Chahte Hain?) – Wilt u water drinken?
4. آپ کے کتنے بچے ہیں؟ (Aap Ke Kitne Bacche Hain?) – Hoeveel kinderen heeft u?
5. آج پیر ہے۔ (Aaj Peer Hai.) – Vandaag is het maandag.
6. میں رات کو پڑھتا ہوں۔ (Mein Raat Ko Parhta Hoon.) – Ik lees ’s avonds.
7. کیا آپ کام کر رہے ہیں؟ (Kya Aap Kaam Kar Rahe Hain?) – Bent u aan het werk?
Conclusie
Het leren van een nieuwe taal kan in het begin overweldigend zijn, maar met de juiste aanpak en doorzettingsvermogen kunt u snel vooruitgang boeken. Door deze 50 essentiële woorden te leren en te oefenen, zult u een solide basis leggen voor uw verdere studie van het Urdu. Vergeet niet om regelmatig te oefenen en de woorden in dagelijkse gesprekken te gebruiken om uw taalvaardigheden te verbeteren.
Veel succes met uw reis naar het leren van Urdu!