Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende, maar ook lonende ervaring zijn. Als je het Welsh al een tijdje leert en je niveau hebt verhoogd naar B1, ben je waarschijnlijk klaar om je woordenschat verder uit te breiden. Op dit niveau kun je al eenvoudige gesprekken voeren en begrijp je de essentie van alledaagse situaties. Hier zijn 50 essentiële woorden die je moet kennen voor het Welsh op B1-niveau. Deze woorden zullen je helpen om je communicatievaardigheden te verbeteren en je zelfvertrouwen in het gebruik van de taal te vergroten.
1. Tywydd (weer)
In Wales is het weer een veelbesproken onderwerp. Het woord tywydd betekent “weer”. Je kunt het gebruiken in zinnen zoals “Mae’r tywydd yn braf heddiw” (Het weer is mooi vandaag).
2. Teulu (familie)
Familie is een belangrijk onderdeel van het leven in Wales. Het woord teulu betekent “familie”. Bijvoorbeeld, “Mae fy nheulu yn fach” (Mijn familie is klein).
3. Ffrind (vriend)
Het hebben van vrienden is essentieel. Het woord ffrind betekent “vriend”. Bijvoorbeeld, “Mae gen i lawer o ffrindiau” (Ik heb veel vrienden).
4. Ysgol (school)
Of je nu een student bent of niet, het woord ysgol betekent “school”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n mynd i’r ysgol bob dydd” (Ik ga elke dag naar school).
5. Gwaith (werk)
Het woord gwaith betekent “werk”. Het is belangrijk voor je dagelijkse gesprekken. Bijvoorbeeld, “Dw i’n gweithio mewn swyddfa” (Ik werk in een kantoor).
6. Cartref (thuis)
Het woord cartref betekent “thuis”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n mynd adref ar ôl gwaith” (Ik ga naar huis na het werk).
7. Bwyd (eten)
Het woord bwyd betekent “eten”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n hoffi bwyta bwyd Cymreig” (Ik hou van het eten van Welsh voedsel).
8. Diod (drank)
Het woord diod betekent “drank”. Bijvoorbeeld, “Dw i eisiau diod” (Ik wil een drankje).
9. Siop (winkel)
Het woord siop betekent “winkel”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n mynd i’r siop” (Ik ga naar de winkel).
10. Arian (geld)
Het woord arian betekent “geld”. Bijvoorbeeld, “Dw i angen arian i brynu bwyd” (Ik heb geld nodig om eten te kopen).
11. Car (auto)
Het woord car betekent “auto”. Bijvoorbeeld, “Mae gen i gar newydd” (Ik heb een nieuwe auto).
12. Bws (bus)
Het woord bws betekent “bus”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n dal y bws i’r gwaith” (Ik neem de bus naar het werk).
13. Trên (trein)
Het woord trên betekent “trein”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n teithio ar y trên” (Ik reis met de trein).
14. Awr (uur)
Het woord awr betekent “uur”. Bijvoorbeeld, “Mae’r daith yn cymryd dwy awr” (De reis duurt twee uur).
15. Munud (minuut)
Het woord munud betekent “minuut”. Bijvoorbeeld, “Byddaf yn ôl mewn pum munud” (Ik ben terug over vijf minuten).
16. Dydd (dag)
Het woord dydd betekent “dag”. Bijvoorbeeld, “Mae heddiw yn ddydd Llun” (Vandaag is het maandag).
17. Nos (nacht)
Het woord nos betekent “nacht”. Bijvoorbeeld, “Nos da” (Goede nacht).
18. Blwyddyn (jaar)
Het woord blwyddyn betekent “jaar”. Bijvoorbeeld, “Blwyddyn newydd dda” (Gelukkig nieuwjaar).
19. Mis (maand)
Het woord mis betekent “maand”. Bijvoorbeeld, “Mae mis Mawrth yn oer” (Maart is koud).
20. Amser (tijd)
Het woord amser betekent “tijd”. Bijvoorbeeld, “Pa amser yw hi?” (Hoe laat is het?).
21. Mawr (groot)
Het woord mawr betekent “groot”. Bijvoorbeeld, “Mae’r tŷ yn fawr” (Het huis is groot).
22. Bach (klein)
Het woord bach betekent “klein”. Bijvoorbeeld, “Mae’r ci yn fach” (De hond is klein).
23. Hen (oud)
Het woord hen betekent “oud”. Bijvoorbeeld, “Mae’r adeilad yn hen” (Het gebouw is oud).
24. Ifanc (jong)
Het woord ifanc betekent “jong”. Bijvoorbeeld, “Mae’r plentyn yn ifanc” (Het kind is jong).
25. Newydd (nieuw)
Het woord newydd betekent “nieuw”. Bijvoorbeeld, “Mae gen i gôt newydd” (Ik heb een nieuwe jas).
26. Hapus (gelukkig)
Het woord hapus betekent “gelukkig”. Bijvoorbeeld, “Rwy’n hapus iawn” (Ik ben heel gelukkig).
27. Trist (verdrietig)
Het woord trist betekent “verdrietig”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n teimlo’n drist” (Ik voel me verdrietig).
28. Blinedig (moe)
Het woord blinedig betekent “moe”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n teimlo’n flinedig” (Ik voel me moe).
29. Llawen (blij)
Het woord llawen betekent “blij”. Bijvoorbeeld, “Mae’r plant yn llawen” (De kinderen zijn blij).
30. Cyffrous (opgewonden)
Het woord cyffrous betekent “opgewonden”. Bijvoorbeeld, “Rwy’n teimlo’n gyffrous” (Ik voel me opgewonden).
31. Glaw (regen)
Het woord glaw betekent “regen”. Bijvoorbeeld, “Mae’n bwrw glaw” (Het regent).
32. Eira (sneeuw)
Het woord eira betekent “sneeuw”. Bijvoorbeeld, “Mae’n bwrw eira” (Het sneeuwt).
33. Heulog (zonnig)
Het woord heulog betekent “zonnig”. Bijvoorbeeld, “Mae’r tywydd yn heulog heddiw” (Het weer is zonnig vandaag).
34. Ymarfer (oefenen)
Het woord ymarfer betekent “oefenen”. Bijvoorbeeld, “Mae angen i mi ymarfer fy Nghymraeg” (Ik moet mijn Welsh oefenen).
35. Dysgu (leren)
Het woord dysgu betekent “leren”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n dysgu Cymraeg” (Ik leer Welsh).
36. Mynd (gaan)
Het woord mynd betekent “gaan”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n mynd i’r siop” (Ik ga naar de winkel).
37. Dod (komen)
Het woord dod betekent “komen”. Bijvoorbeeld, “Byddaf yn dod yn ôl” (Ik kom terug).
38. Gweld (zien)
Het woord gweld betekent “zien”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n gweld y môr” (Ik zie de zee).
39. Siarad (praten)
Het woord siarad betekent “praten”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n siarad Cymraeg” (Ik spreek Welsh).
40. Gwrando (luisteren)
Het woord gwrando betekent “luisteren”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n gwrando ar gerddoriaeth” (Ik luister naar muziek).
41. Darllen (lezen)
Het woord darllen betekent “lezen”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n darllen llyfr” (Ik lees een boek).
42. Ysgrifennu (schrijven)
Het woord ysgrifennu betekent “schrijven”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n ysgrifennu llythyr” (Ik schrijf een brief).
43. Bwyta (eten)
Het woord bwyta betekent “eten”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n bwyta cinio” (Ik eet lunch).
44. Yfed (drinken)
Het woord yfed betekent “drinken”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n yfed dŵr” (Ik drink water).
45. Chwarae (spelen)
Het woord chwarae betekent “spelen”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n chwarae pêl-droed” (Ik speel voetbal).
46. Rhedeg (rennen)
Het woord rhedeg betekent “rennen”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n rhedeg yn y bore” (Ik ren in de ochtend).
47. Cerdded (lopen)
Het woord cerdded betekent “lopen”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n cerdded i’r gwaith” (Ik loop naar het werk).
48. Cysgu (slapen)
Het woord cysgu betekent “slapen”. Bijvoorbeeld, “Dw i’n mynd i gysgu” (Ik ga slapen).
49. Dechrau (beginnen)
Het woord dechrau betekent “beginnen”. Bijvoorbeeld, “Bydd y gêm yn dechrau yn fuan” (Het spel begint binnenkort).
50. Gorffen (eindigen)
Het woord gorffen betekent “eindigen”. Bijvoorbeeld, “Bydd y dosbarth yn gorffen am dri o’r gloch” (De les eindigt om drie uur).
Het leren van deze woorden zal je helpen om je Welsh woordenschat uit te breiden en je communicatievaardigheden te verbeteren. Probeer ze te gebruiken in je dagelijkse gesprekken en wees niet bang om fouten te maken. Oefening baart kunst! Veel succes met je verdere studie van het Welsh.