Basiswoorden en -zinnen

1. Bonjour – Hallo / Goedendag
2. Merci – Dank u
3. Oui – Ja
4. Non – Nee
5. S’il vous plaît – Alstublieft
6. Excusez-moi – Pardon
7. Comment ça va? – Hoe gaat het?
8. Ça va bien – Het gaat goed
9. Au revoir – Tot ziens
10. À bientôt – Tot binnenkort

Nuttige werkwoorden

11. Avoir – Hebben
12. Être – Zijn
13. Aller – Gaan
14. Faire – Doen/maken
15. Parler – Spreken
16. Manger – Eten
17. Boire – Drinken
18. Venir – Komen
19. Prendre – Nemen
20. Vouloir – Willen

Woorden voor dagelijkse activiteiten

21. Se lever – Opstaan
22. Se coucher – Naar bed gaan
23. Se laver – Zich wassen
24. Travailler – Werken
25. Étudier – Studeren
26. Jouer – Spelen
27. Lire – Lezen
28. Écrire – Schrijven
29. Écouter – Luisteren
30. Regarder – Kijken

Bijvoeglijke naamwoorden

31. Beau / Belle – Mooi
32. Grand / Grande – Groot
33. Petit / Petite – Klein
34. Jeune – Jong
35. Vieux / Vieille – Oud
36. Nouveau / Nouvelle – Nieuw
37. Bon / Bonne – Goed
38. Mauvais / Mauvaise – Slecht
39. Facile – Makkelijk
40. Difficile – Moeilijk

Veelvoorkomende zelfstandige naamwoorden

41. La maison – Het huis
42. La famille – De familie
43. Le travail – Het werk
44. L’école – De school
45. Le livre – Het boek
46. La voiture – De auto
47. Le repas – De maaltijd
48. Le temps – De tijd
49. Le jour – De dag
50. La nuit – De nacht

Conclusie

Het beheersen van deze 50 essentiële woorden zal u helpen om een solide basis te leggen voor uw Frans op A2-niveau. Door deze woorden en zinnen regelmatig te oefenen en in uw dagelijkse gesprekken te integreren, zult u merken dat uw begrip en gebruik van de Franse taal aanzienlijk verbeteren. Vergeet niet dat consistentie de sleutel is; blijf oefenen en wees niet bang om fouten te maken. Fouten zijn immers een natuurlijk onderdeel van het leerproces. Veel succes met uw taalstudie!