Wh-vragen oefenen – Basisvraagwoorden
2. 你*什么*喜欢吃? (Wat eet jij graag?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘wat’.
3. 他*哪里*去? (Waar gaat hij naartoe?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘waar’.
4. 你*什么时候*来? (Wanneer kom je?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘wanneer’.
5. 她*为什么*哭? (Waarom huilt zij?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘waarom’.
6. 你*怎么*去学校? (Hoe ga jij naar school?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘hoe’.
7. 这本书*是谁*的? (Van wie is dit boek?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘wie’.
8. 你*什么*时候有空? (Wanneer ben je vrij?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘wanneer’.
9. 他*什么*工作? (Wat is zijn beroep?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘wat’.
10. 你*为什么*学习中文? (Waarom leer jij Chinees?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘waarom’.
Wh-vragen oefenen – Uitgebreide zinnen
2. 你知道他*哪里*住吗? (Weet jij waar hij woont?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘waar’.
3. 他们*什么时候*去旅行? (Wanneer gaan zij op reis?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘wanneer’.
4. 你*怎么*学中文? (Hoe leer jij Chinees?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘hoe’.
5. 她*为什么*没来上课? (Waarom kwam zij niet naar de les?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘waarom’.
6. 你*什么*时候回家? (Wanneer ga jij naar huis?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘wanneer’.
7. 这是谁的书?这是*谁*的书。 (Van wie is dit boek?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘wie’.
8. 你*什么*喜欢做? (Wat doe jij graag?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘wat’.
9. 他*哪里*工作? (Waar werkt hij?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘waar’.
10. 你*为什么*喜欢中国文化? (Waarom houd jij van Chinese cultuur?) Hint: Gebruik het vraagwoord voor ‘waarom’.