Oefening 1: Tegenwoordige tijd (Present tense) in het Kazachs
2. Сен кітап оқи *сің* (Jij leest een boek – tegenwoordige tijd, 2e persoon enkelvoud).
3. Ол үйге бара *ды* (Hij/zij gaat naar huis – tegenwoordige tijd, 3e persoon enkelvoud).
4. Біз бірге жұмыс істей *міз* (Wij werken samen – tegenwoordige tijd, 1e persoon meervoud).
5. Сендер сабақ тыңдай *сыңдар* (Jullie luisteren naar de les – tegenwoordige tijd, 2e persoon meervoud).
6. Олар спортпен айналыса *ды* (Zij sporten – tegenwoordige tijd, 3e persoon meervoud).
7. Мен су ішіп *жатамын* (Ik ben water aan het drinken – tegenwoordige tijd met duurvorm).
8. Сен ән айт *асың* (Jij zingt een lied – tegenwoordige tijd, 2e persoon enkelvoud).
9. Ол жаңа фильм көре *ді* (Hij/zij kijkt naar een nieuwe film – tegenwoordige tijd, 3e persoon enkelvoud).
10. Біз кешкі ас ішіп *жатамыз* (Wij zijn het avondeten aan het eten – tegenwoordige tijd met duurvorm).
Oefening 2: Verleden tijd (Past tense) in het Kazachs
2. Сен хат жаз *дың* (Jij schreef een brief – verleden tijd, 2e persoon enkelvoud).
3. Ол фильм көр *ді* (Hij/zij keek een film – verleden tijd, 3e persoon enkelvoud).
4. Біз бірге саяхат жаса *дық* (Wij maakten samen een reis – verleden tijd, 1e persoon meervoud).
5. Сендер ойна *дыңдар* (Jullie speelden – verleden tijd, 2e persoon meervoud).
6. Олар кешкі ас іш *ті* (Zij aten het avondeten – verleden tijd, 3e persoon meervoud).
7. Мен жаңа ән тыңда *дым* (Ik luisterde naar een nieuw lied – verleden tijd, 1e persoon enkelvoud).
8. Сен кітап оқи *дың* (Jij las een boek – verleden tijd, 2e persoon enkelvoud).
9. Ол сабаққа кел *ді* (Hij/zij kwam naar de les – verleden tijd, 3e persoon enkelvoud).
10. Біз саябақта серуенде *дік* (Wij wandelden in het park – verleden tijd, 1e persoon meervoud).