Präsens van regelmatige werkwoorden
2. Nosaltres *vivim* a Barcelona. (vervoeg het werkwoord ‘viure’ in de tegenwoordige tijd, 1e persoon meervoud)
3. Tu *estudies* a la universitat. (vervoeg het werkwoord ‘estudiar’ in de tegenwoordige tijd, 2e persoon enkelvoud)
4. Ell *menja* una poma. (vervoeg het werkwoord ‘menjar’ in de tegenwoordige tijd, 3e persoon enkelvoud)
5. Vosaltres *canteu* molt bé. (vervoeg het werkwoord ‘cantar’ in de tegenwoordige tijd, 2e persoon meervoud)
6. Jo *escric* una carta. (vervoeg het werkwoord ‘escriure’ in de tegenwoordige tijd, 1e persoon enkelvoud)
7. Ells *corren* al parc. (vervoeg het werkwoord ‘córrer’ in de tegenwoordige tijd, 3e persoon meervoud)
8. Tu *ballem* amb els amics. (vervoeg het werkwoord ‘ballar’ in de tegenwoordige tijd, 2e persoon enkelvoud; let op, dit is een valkuil!)
9. Nosaltres *aprendem* català. (vervoeg het werkwoord ‘aprendre’ in de tegenwoordige tijd, 1e persoon meervoud)
10. Jo *beu* aigua. (vervoeg het werkwoord ‘beure’ in de tegenwoordige tijd, 1e persoon enkelvoud)
Verleden tijd (pretérito imperfecto) van regelmatige werkwoorden
2. Ells *vivien* a Madrid quan eren joves. (vervoeg het werkwoord ‘viure’ in de onvoltooide verleden tijd, 3e persoon meervoud)
3. Tu *estudiaves* per l’examen. (vervoeg het werkwoord ‘estudiar’ in de onvoltooide verleden tijd, 2e persoon enkelvoud)
4. Nosaltres *menjàvem* pa cada dia. (vervoeg het werkwoord ‘menjar’ in de onvoltooide verleden tijd, 1e persoon meervoud)
5. Vosaltres *cantàveu* a la festa. (vervoeg het werkwoord ‘cantar’ in de onvoltooide verleden tijd, 2e persoon meervoud)
6. Jo *escrivia* cartes als amics. (vervoeg het werkwoord ‘escriure’ in de onvoltooide verleden tijd, 1e persoon enkelvoud)
7. Ell *corria* molt ràpid. (vervoeg het werkwoord ‘córrer’ in de onvoltooide verleden tijd, 3e persoon enkelvoud)
8. Tu *ballaves* cada cap de setmana. (vervoeg het werkwoord ‘ballar’ in de onvoltooide verleden tijd, 2e persoon enkelvoud)
9. Nosaltres *apreníem* molt a l’escola. (vervoeg het werkwoord ‘aprendre’ in de onvoltooide verleden tijd, 1e persoon meervoud)
10. Jo *bevia* llet cada matí. (vervoeg het werkwoord ‘beure’ in de onvoltooide verleden tijd, 1e persoon enkelvoud)