Werkwoordvervoeging in de tegenwoordige tijd (Presens)
2. Ти *четеш* книга. (Gebruik de tweede persoon enkelvoud van het werkwoord “четеш” in de tegenwoordige tijd.)
3. Той *пише* писмо. (Derde persoon enkelvoud, het werkwoord “пише” in de tegenwoordige tijd.)
4. Ние *учим* нови думи. (Eerste persoon meervoud van het werkwoord “учим” in de tegenwoordige tijd.)
5. Вие *работите* в офиса. (Tweede persoon meervoud, werkwoord “работите” in tegenwoordige tijd.)
6. Те *играят* футбол. (Derde persoon meervoud van het werkwoord “играят” in de tegenwoordige tijd.)
7. Аз *живея* в София. (Eerste persoon enkelvoud, werkwoord “живея” in de tegenwoordige tijd.)
8. Ти *гледаш* телевизия. (Tweede persoon enkelvoud, werkwoord “гледаш” in de tegenwoordige tijd.)
9. Тя *слуша* музика. (Derde persoon enkelvoud, werkwoord “слуша” in de tegenwoordige tijd.)
10. Ние *пием* кафе. (Eerste persoon meervoud, werkwoord “пием” in de tegenwoordige tijd.)
Werkwoordvervoeging in de verleden tijd (Imperfekt)
2. Ти *четеше* книга вчера. (Tweede persoon enkelvoud van het werkwoord “четеш” in de verleden tijd.)
3. Той *пишеше* писмо сутринта. (Derde persoon enkelvoud van het werkwoord “пиша” in de verleden tijd.)
4. Ние *учихме* български миналата година. (Eerste persoon meervoud van het werkwoord “уча” in verleden tijd.)
5. Вие *работихте* дълго време. (Tweede persoon meervoud van het werkwoord “работя” in verleden tijd.)
6. Те *играеха* футбол в парка. (Derde persoon meervoud van het werkwoord “играя” in verleden tijd.)
7. Аз *живеех* в малък град. (Eerste persoon enkelvoud van “живея” in verleden tijd.)
8. Ти *гледаше* филм снощи. (Tweede persoon enkelvoud van “гледам” in verleden tijd.)
9. Тя *слушаше* музика през целия ден. (Derde persoon enkelvoud van “слушам” in verleden tijd.)
10. Ние *пиехме* чай следобед. (Eerste persoon meervoud van “пия” in verleden tijd.)