Werkwoordovereenkomstoefeningen voor Thaise grammatica – Oefening 1
2. Jij *ไป* (gaan) naar school vanmorgen.
3. Hij *อ่าน* (lezen) een boek in de bibliotheek.
4. Wij *พูด* (spreken) Thai tijdens de les.
5. Jullie *เขียน* (schrijven) een brief aan de leraar.
6. Zij *ฟัง* (luisteren) naar muziek in de auto.
7. De leraar *สอน* (onderwijzen) de studenten elke dag.
8. Het kind *เล่น* (spelen) in het park.
9. Mijn ouders *ทำงาน* (werken) in het ziekenhuis.
10. De hond *วิ่ง* (rennen) snel in de tuin.
Werkwoordovereenkomstoefeningen voor Thaise grammatica – Oefening 2
2. Jij *นอน* (slapen) vroeg elke avond.
3. Hij *ดู* (kijken) televisie in de woonkamer.
4. Wij *ชอบ* (houden van) fruit en groenten.
5. Jullie *ขับ* (rijden) een auto naar het werk.
6. Zij *ซื้อ* (kopen) een cadeau voor haar vriend.
7. De student *เรียน* (studeren) hard voor het examen.
8. Het meisje *วาด* (tekenen) een mooie tekening.
9. Mijn broer *โทร* (bellen) zijn vriend vaak.
10. De kat *นั่ง* (zitten) op de stoel naast mij.