In het Spaans zijn werkwoorden een essentieel onderdeel van de taal en worden ze gebruikt om acties, toestanden en gebeurtenissen uit te drukken. Spaanse werkwoorden kunnen worden ingedeeld in drie hoofdvervoegingen: -ar, -er en -ir. Elke vervoeging heeft zijn eigen regels en uitgangen, die kunnen veranderen afhankelijk van de tijd, de stemming en het onderwerp van de zin. Het is belangrijk dat leerlingen oefenen met het gebruik van werkwoorden in verschillende contexten om een sterk begrip van de Spaanse grammatica te ontwikkelen. In deze oefening besteden we aandacht aan verschillende aspecten van werkwoorden in de Spaanse grammatica, waaronder regelmatige en onregelmatige werkwoorden, wederkerende werkwoorden en het gebruik van hulpwerkwoorden.