Vragen Oefeningen: Gebruik van Vraagwoorden
2. これは*何*ですか? (Wat is dit? Gebruik het juiste vraagwoord voor ‘wat’)
3. 先生は*どこ*にいますか? (Waar is de leraar? Gebruik het juiste vraagwoord voor ‘waar’)
4. あなたは*いつ*日本に行きますか? (Wanneer ga je naar Japan? Gebruik het juiste vraagwoord voor ‘wanneer’)
5. 彼は*なぜ*学校を休みましたか? (Waarom was hij niet op school? Gebruik het juiste vraagwoord voor ‘waarom’)
6. あの人は*誰*と話していますか? (Met wie praat die persoon? Gebruik het juiste vraagwoord voor ‘wie’)
7. あなたの電話番号は*何*ですか? (Wat is jouw telefoonnummer? Gebruik het juiste vraagwoord voor ‘wat’)
8. パーティーは*どこ*でありますか? (Waar is het feest? Gebruik het juiste vraagwoord voor ‘waar’)
9. 彼女は*いつ*来ますか? (Wanneer komt zij? Gebruik het juiste vraagwoord voor ‘wanneer’)
10. どうして彼は疲れていますか? (Waarom is hij moe? Gebruik het juiste vraagwoord voor ‘waarom’)
Vragen Oefeningen: Gebruik van het Vraagpartikel か
2. これはペン*ですか*? (Is dit een pen? Gebruik het vraagpartikel om een ja/nee-vraag te maken)
3. 彼は先生*ですか*? (Is hij een leraar? Gebruik het vraagpartikel om een ja/nee-vraag te maken)
4. 明日は休み*ですか*? (Is morgen een vrije dag? Gebruik het vraagpartikel om een ja/nee-vraag te maken)
5. あなたは日本語が話せ*ますか*? (Kun jij Japans spreken? Gebruik het vraagpartikel om een ja/nee-vraag te maken)
6. この店は新しい*ですか*? (Is deze winkel nieuw? Gebruik het vraagpartikel om een ja/nee-vraag te maken)
7. 彼女は来週来る*ですか*? (Komt zij volgende week? Gebruik het vraagpartikel om een ja/nee-vraag te maken)
8. あの映画は面白い*ですか*? (Is die film interessant? Gebruik het vraagpartikel om een ja/nee-vraag te maken)
9. あなたの名前は田中*ですか*? (Is jouw naam Tanaka? Gebruik het vraagpartikel om een ja/nee-vraag te maken)
10. 今日は暑い*ですか*? (Is het vandaag warm? Gebruik het vraagpartikel om een ja/nee-vraag te maken)