Voseo-oefening 1: Tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden
2. Quando *comés* a tua comida? (Hint: Tegenwoordige tijd van comer bij voseo)
3. Tu sempre *bebés* água depois do treino. (Hint: Tegenwoordige tijd van beber bij voseo)
4. Por que *estudás* tanto para o exame? (Hint: Tegenwoordige tijd van estudar bij voseo)
5. Vocês *morás* perto daqui? (Hint: Tegenwoordige tijd van morar bij voseo voor ‘jij’)
6. Ele *trabalhás* no escritório hoje. (Hint: Tegenwoordige tijd van trabalhar bij voseo)
7. Nós *aprendés* português rápido. (Hint: Tegenwoordige tijd van aprender bij voseo)
8. A menina *cantás* uma música bonita. (Hint: Tegenwoordige tijd van cantar bij voseo)
9. Por favor, *abrís* a janela. (Hint: Tegenwoordige tijd van abrir bij voseo)
10. Eles *vivís* em uma casa grande. (Hint: Tegenwoordige tijd van viver bij voseo)
Voseo-oefening 2: Voseo met onregelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd
2. Quando *tés* tempo para conversar? (Hint: Tegenwoordige tijd van ter bij voseo)
3. Vos *vés* o filme no cinema? (Hint: Tegenwoordige tijd van ver bij voseo)
4. Por que *dás* tanta importância a isso? (Hint: Tegenwoordige tijd van dar bij voseo)
5. Tu *fazes* o trabalho com cuidado. (Hint: Tegenwoordige tijd van fazer bij voseo)
6. Ele *põe* o livro na mesa. (Hint: Tegenwoordige tijd van pôr bij voseo)
7. Tu *dizes* a verdade sempre. (Hint: Tegenwoordige tijd van dizer bij voseo)
8. Quando *vens* para a festa? (Hint: Tegenwoordige tijd van vir bij voseo)
9. Vos *sabes* a resposta correta? (Hint: Tegenwoordige tijd van saber bij voseo)
10. Tu *queres* aprender mais. (Hint: Tegenwoordige tijd van querer bij voseo)