Leer sneller talen met AI

Leer 5x sneller!

+ 52 Talen
Begin met leren

Voorzetsels van richtingoefeningen voor Vietnamese grammatica

In deze oefeningen leer je hoe je voorzetsels van richting correct gebruikt in het Vietnamees. Deze voorzetsels geven aan waar iemand naartoe gaat of beweegt, bijvoorbeeld ‘naar’, ‘in’, ‘uit’, of ‘langs’. Let goed op de context en de betekenis van elk voorzetsel om de juiste keuze te maken.

De meest efficiënte manier om een taal te leren

Probeer Talkpal gratis

Voorzetsels van richting – Oefening 1

1. Ik ga *naar* het park. (Gebruik het voorzetsel dat beweging naar een plaats aangeeft)
2. Hij loopt *in* de kamer. (Gebruik het voorzetsel dat binnen een ruimte aangeeft)
3. Zij komt net *uit* het restaurant. (Gebruik het voorzetsel dat beweging van binnen naar buiten aangeeft)
4. Wij reizen *naar* Vietnam volgend jaar. (Gebruik het voorzetsel dat bestemming aangeeft)
5. De kat springt *op* de tafel. (Gebruik het voorzetsel dat beweging naar een oppervlak aangeeft)
6. Hij rijdt *langs* de rivier. (Gebruik het voorzetsel dat beweging parallel aan iets aangeeft)
7. De vogel vliegt *over* het huis. (Gebruik het voorzetsel dat beweging boven iets aangeeft)
8. Zij wandelt *door* het bos. (Gebruik het voorzetsel dat beweging binnen een gebied aangeeft)
9. Wij gaan *naar* school elke dag. (Gebruik het voorzetsel dat een bestemming aanduidt)
10. De trein vertrekt *uit* het station. (Gebruik het voorzetsel dat herkomst of vertrekpunt aangeeft)

Voorzetsels van richting – Oefening 2

1. De kinderen rennen *naar* het strand. (Gebruik het voorzetsel dat beweging richting een locatie aangeeft)
2. Hij stopt *bij* het verkeerslicht. (Gebruik het voorzetsel dat een plaats dichtbij aangeeft)
3. De boot vaart *op* de rivier. (Gebruik het voorzetsel dat beweging op een oppervlak aangeeft)
4. Zij klimt *in* de boom. (Gebruik het voorzetsel dat beweging naar binnen of omhoog binnen een object aangeeft)
5. Wij rijden *langs* de snelweg. (Gebruik het voorzetsel dat langs een route loopt)
6. De postbode loopt *naar* de deur. (Gebruik het voorzetsel voor beweging naar een punt)
7. Hij springt *uit* het zwembad. (Gebruik het voorzetsel dat uitgang of vertrekpunt aangeeft)
8. De hond rent *achter* de bal aan. (Gebruik het voorzetsel dat beweging achter iets aangeeft)
9. Zij kijkt *over* het hek. (Gebruik het voorzetsel dat beweging of zicht over iets heen aangeeft)
10. Wij wandelen *door* de stad. (Gebruik het voorzetsel dat beweging binnen een gebied of ruimte aangeeft)
Download talkpal app
Altijd en overal leren

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Het is de meest efficiënte manier om een taal te leren. Chat over een onbeperkt aantal interessante onderwerpen door te schrijven of te spreken terwijl je berichten ontvangt met realistische stem.

QR-code
App Store Google Play
Neem contact met ons op

Talkpal is een GPT-gestuurde AI-taaldocent. Verbeter je spreek-, luister-, schrijf- en uitspraakvaardigheid - Leer 5x Sneller!

Instagram TikTok Youtube Facebook LinkedIn X(twitter)

Talen

Learning


Talkpal, Inc., 2810 N Church St, Wilmington, Delaware 19802, US

© 2025 All Rights Reserved.


Trustpilot