Leer sneller talen met AI

Leer 5x sneller!

+ 52 Talen
Begin met leren

Voorzetsels van richtingoefeningen voor Urdu-grammatica

In deze oefeningen leer je voorzetsels van richting in het Urdu. Deze voorzetsels geven aan waar iemand naartoe gaat of ergens vandaan komt. Let goed op de context van de zinnen en gebruik het juiste voorzetsel dat bij de richting hoort.

De meest efficiënte manier om een taal te leren

Probeer Talkpal gratis

Voorzetsels van richting – Oefening 1

1. Hij gaat *naar* school. (Gebruik het voorzetsel dat beweging naar een plaats aangeeft.)
2. Zij loopt *van* het huis naar het park. (Gebruik het voorzetsel dat beweging uit een plaats aanduidt.)
3. Wij reizen *naar* Lahore morgen. (Gebruik het voorzetsel voor bestemming.)
4. De kat springt *op* de tafel. (Gebruik het voorzetsel dat omhoog bewegen aanduidt.)
5. Hij komt *uit* de winkel. (Gebruik het voorzetsel dat herkomst aangeeft.)
6. Zij rijdt *naar* het station. (Gebruik het voorzetsel voor een plaats waar je heen gaat.)
7. De vogel vliegt *over* de bomen. (Gebruik het voorzetsel dat beweging boven iets aanduidt.)
8. We lopen *langs* de rivier. (Gebruik het voorzetsel dat beweging naast iets aanduidt.)
9. Hij springt *in* het zwembad. (Gebruik het voorzetsel dat beweging naar binnen aanduidt.)
10. De trein vertrekt *uit* de stad. (Gebruik het voorzetsel dat herkomst of vertrekplaats aanduidt.)

Voorzetsels van richting – Oefening 2

1. Zij gaat *naar* de markt om boodschappen te doen. (Gebruik het voorzetsel voor richting of bestemming.)
2. De kinderen rennen *naar* het speelveld. (Gebruik het voorzetsel dat beweging naar een plek aangeeft.)
3. Hij loopt *uit* het kantoor om te lunchen. (Gebruik het voorzetsel dat vertrek uit een plaats aangeeft.)
4. Wij rijden *naar* het strand dit weekend. (Gebruik het voorzetsel dat bestemming aangeeft.)
5. De hond springt *op* de bank om te rusten. (Gebruik het voorzetsel dat omhoog gaan aanduidt.)
6. De fiets staat *naast* de deur. (Gebruik het voorzetsel dat naast of dichtbij iets aanduidt.)
7. Zij klimt *in* de boom om appels te plukken. (Gebruik het voorzetsel dat naar binnen of omhoog in iets aanduidt.)
8. Hij komt net *van* een lange reis terug. (Gebruik het voorzetsel dat herkomst of vertrekpunt aangeeft.)
9. De postbode loopt *langs* de straat om brieven te bezorgen. (Gebruik het voorzetsel dat langs iets bewegen aanduidt.)
10. De vogel vliegt *over* het meer naar de andere kant. (Gebruik het voorzetsel dat beweging boven iets aangeeft.)
Download talkpal app
Altijd en overal leren

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Het is de meest efficiënte manier om een taal te leren. Chat over een onbeperkt aantal interessante onderwerpen door te schrijven of te spreken terwijl je berichten ontvangt met realistische stem.

QR-code
App Store Google Play
Neem contact met ons op

Talkpal is een GPT-gestuurde AI-taaldocent. Verbeter je spreek-, luister-, schrijf- en uitspraakvaardigheid - Leer 5x Sneller!

Instagram TikTok Youtube Facebook LinkedIn X(twitter)

Talen

Learning


Talkpal, Inc., 2810 N Church St, Wilmington, Delaware 19802, US

© 2025 All Rights Reserved.


Trustpilot