Oefening 1: Werkwoordvervoegingen in de tegenwoordige tijd (ます-vorm)
2. Jij *のみます* water. (Hint: werkwoord ‘drinken’ in de beleefde tegenwoordige tijd)
3. Hij *いきます* naar school. (Hint: werkwoord ‘gaan’ in de beleefde tegenwoordige tijd)
4. Wij *かいます* een boek. (Hint: werkwoord ‘kopen’ in de beleefde tegenwoordige tijd)
5. Jullie *よみます* een krant. (Hint: werkwoord ‘lezen’ in de beleefde tegenwoordige tijd)
6. Zij *はなします* Japans. (Hint: werkwoord ‘spreken’ in de beleefde tegenwoordige tijd)
7. Ik *かきます* een brief. (Hint: werkwoord ‘schrijven’ in de beleefde tegenwoordige tijd)
8. Jij *ききます* muziek. (Hint: werkwoord ‘luisteren’ in de beleefde tegenwoordige tijd)
9. Hij *およぎます* in het zwembad. (Hint: werkwoord ‘zwemmen’ in de beleefde tegenwoordige tijd)
10. Wij *あそびます* in het park. (Hint: werkwoord ‘spelen’ in de beleefde tegenwoordige tijd)
Oefening 2: Negatieve vorm van werkwoorden in de tegenwoordige tijd
2. Jij *のみません* koffie. (Hint: negatieve vorm van ‘drinken’ in beleefde tegenwoordige tijd)
3. Zij *いきません* naar het kantoor. (Hint: negatieve vorm van ‘gaan’ in beleefde tegenwoordige tijd)
4. Wij *かいません* auto’s. (Hint: negatieve vorm van ‘kopen’ in beleefde tegenwoordige tijd)
5. Jullie *よみません* boeken. (Hint: negatieve vorm van ‘lezen’ in beleefde tegenwoordige tijd)
6. Hij *はなしません* met zijn vriend. (Hint: negatieve vorm van ‘spreken’ in beleefde tegenwoordige tijd)
7. Ik *かきません* een e-mail. (Hint: negatieve vorm van ‘schrijven’ in beleefde tegenwoordige tijd)
8. Jij *ききません* naar de radio. (Hint: negatieve vorm van ‘luisteren’ in beleefde tegenwoordige tijd)
9. Zij *およぎません* in het meer. (Hint: negatieve vorm van ‘zwemmen’ in beleefde tegenwoordige tijd)
10. Wij *あそびません* buiten vandaag. (Hint: negatieve vorm van ‘spelen’ in beleefde tegenwoordige tijd)