Voegwoordoefeningen voor Arabische grammatica – Oefening 1: Tegenstelling
2. Zij studeert hard, *toch* haalt ze niet altijd hoge cijfers. (Voegwoord dat een tegenstelling uitdrukt)
3. De zon schijnt, *maar* het is koud buiten. (Tegenstellend voegwoord)
4. Hij is rijk, *maar* niet gelukkig. (Gebruik een voegwoord om tegenstelling te verbinden)
5. We gingen wandelen, *maar* het begon te regenen. (Voegwoord met tegenstelling)
6. Ik hou van chocolade, *maar* ik eet het niet vaak. (Voegwoord dat tegenstelling aanduidt)
7. De film was lang, *maar* erg interessant. (Tegenstellend voegwoord)
8. Zij spreekt vloeiend Arabisch, *toch* begrijpt ze soms dialecten niet. (Voegwoord voor tegenstelling)
9. Het examen was moeilijk, *maar* ik heb het gehaald. (Gebruik een voegwoord dat tegenstelling uitdrukt)
10. Hij werkt hard, *maar* verdient weinig geld. (Tegenstellend voegwoord)
Voegwoordoefeningen voor Arabische grammatica – Oefening 2: Oorzaak en gevolg
2. Zij slaagde, *omdat* ze goed had geleerd. (Gebruik een voegwoord voor oorzaak)
3. De straat is nat, *omdat* het heeft geregend. (Oorzakelijk voegwoord)
4. Ik ga vroeg naar bed, *omdat* ik morgen vroeg op moet staan. (Voegwoord dat reden aangeeft)
5. Zij is gelukkig, *omdat* ze een nieuwe baan heeft. (Oorzaak aangeven)
6. Hij eet gezond, *omdat* hij fit wil blijven. (Gebruik een voegwoord dat oorzaak aangeeft)
7. We vertrekken later, *omdat* het verkeer druk is. (Voegwoord voor reden)
8. Zij draagt een jas, *omdat* het koud is buiten. (Oorzakelijk voegwoord)
9. Ik spreek Arabisch, *omdat* ik het op school heb geleerd. (Voegwoord dat oorzaak aanduidt)
10. Hij stopt met roken, *omdat* het ongezond is. (Gebruik een voegwoord voor oorzaak)