Vergelijkingsoefening 1: Indicatief versus Subjunctief in Werkwoorden
2. Het is belangrijk dat zij *придёт* op tijd (subjunctief van “komen”).
3. Wij geloven dat hij *говорит* de waarheid (indicatief van “spreken”).
4. Het is noodzakelijk dat hij *говорит* met de leraar (subjunctief van “spreken”).
5. Jij denkt dat zij *делает* haar huiswerk (indicatief van “doen”).
6. Het is wenselijk dat zij *делает* haar huiswerk elke dag (subjunctief van “doen”).
7. Hij weet dat ik *иду* naar school (indicatief van “gaan”).
8. Ik hoop dat jij *идёшь* met mij mee (subjunctief van “gaan”).
9. Zij zegt dat wij *видим* de vogel (indicatief van “zien”).
10. Het is mogelijk dat wij *видим* de vogel straks (subjunctief van “zien”).
Vergelijkingsoefening 2: Indicatief en Subjunctief in Zinnen met Conjuncties
2. Zij blijft hier totdat hij *заканчивает* zijn werk (indicatief van “afronden”).
3. Ik zal gaan, hoewel ik *устал* ben (indicatief van “moe zijn”).
4. Ik ga, hoewel ik *устал* zou zijn (subjunctief, uitdrukking van twijfel).
5. Zij doet haar best zodat zij *может* slagen (indicatief van “kunnen”).
6. Hij werkt hard zodat hij *мог* slagen (subjunctief van “kunnen”).
7. We blijven thuis tenzij het *идёт* regent (indicatief van “gaan” in context van regen).
8. We blijven thuis tenzij het *пойдёт* regent (subjunctief van “gaan” in context van twijfel).
9. Je mag gaan nadat je huiswerk *сделал* hebt (indicatief van “doen”).
10. Je mag gaan nadat je huiswerk *сделал* zou hebben (subjunctief van “doen” in hypothetische zin).