1. Ik *прочитал* (heeft gelezen) het boek al vandaag.
2. Zij *написала* (heeft geschreven) de brief net.
3. Wij *сделали* (hebben gedaan) het werk dit uur.
4. Jij *сказал* (hebt gezegd) de waarheid juist nu.
5. Hij *приготовил* (heeft klaargemaakt) het eten onlangs.
6. Jullie *прибрались* (hebben opgeruimd) de kamer zojuist.
7. Ik *позвонил* (heb gebeld) net naar mijn vriend.
8. Zij *закончила* (heeft afgerond) haar taak juist.
9. Wij *купили* (hebben gekocht) de kaart al vandaag.
10. Jij *прочитала* (hebt gelezen) het artikel zojuist.

1. Morgen om deze tijd zal ik *прочитаю* (gelezen hebben) het boek.
2. Volgende week zal zij *написала* (geschreven hebben) de brief.
3. Over een uur zullen wij *сделаем* (gedaan hebben) het werk.
4. Jij zult tegen die tijd *скажешь* (gezegd hebben) de waarheid.
5. Hij zal voor het diner *приготовит* (klaargemaakt hebben) het eten.
6. Jullie zullen straks *приберетесь* (opgeruimd hebben) de kamer.
7. Ik zal over vijf minuten *позвоню* (gebeld hebben) naar mijn vriend.
8. Zij zal binnen een uur *закончит* (afgerond hebben) haar taak.
9. Wij zullen morgen *купим* (gekocht hebben) de kaart.
10. Jij zult binnenkort *прочитаешь* (gelezen hebben) het artikel.