Oefening 1: Tegenwoordige tijd in Marathi
2. She *pote* (lezen) a book now. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van ‘lezen’ voor een vrouwelijke spreker.)
3. We *jalto* (drinken) water every morning. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van ‘drinken’ voor een mannelijke spreker.)
4. They *khelatat* (spelen) cricket on weekends. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van ‘spelen’ voor meervoud.)
5. You (singular) *bolto* (spreken) Marathi well. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van ‘spreken’ voor een mannelijke spreker.)
6. He *ahe* (zijn) happy today. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van ‘zijn’ voor derde persoon enkelvoud.)
7. She *karte* (doen) her homework now. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van ‘doen’ voor een vrouwelijke spreker.)
8. I *yeato* (komen) home every evening. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van ‘komen’ voor een mannelijke spreker.)
9. You (plural) *saangta* (vertellen) stories nicely. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van ‘vertellen’ voor meervoud.)
10. They *vachatat* (wachten) for the bus. (Hint: Gebruik de tegenwoordige tijd van ‘wachten’ voor meervoud.)
Oefening 2: Verleden en toekomstige tijd in Marathi
2. She *aali* (komen) late last night. (Hint: Gebruik de verleden tijd van ‘komen’ voor een vrouwelijke spreker.)
3. We *jalale* (drinken) tea in the morning. (Hint: Gebruik de verleden tijd van ‘drinken’ voor meervoud.)
4. They *khelale* (spelen) football last Sunday. (Hint: Gebruik de verleden tijd van ‘spelen’ voor meervoud.)
5. You (singular) *bolala* (spreken) to him yesterday. (Hint: Gebruik de verleden tijd van ‘spreken’ voor een mannelijke spreker.)
6. He *hotil* (zal zijn) happy tomorrow. (Hint: Gebruik de toekomstige tijd van ‘zijn’ voor derde persoon enkelvoud.)
7. She *karil* (zal doen) her work soon. (Hint: Gebruik de toekomstige tijd van ‘doen’ voor een vrouwelijke spreker.)
8. I *yein* (zal komen) home tomorrow. (Hint: Gebruik de toekomstige tijd van ‘komen’ voor een mannelijke spreker.)
9. You (plural) *saangtil* (zal vertellen) stories tomorrow. (Hint: Gebruik de toekomstige tijd van ‘vertellen’ voor meervoud.)
10. They *vachtil* (zal wachten) for the train. (Hint: Gebruik de toekomstige tijd van ‘wachten’ voor meervoud.)