Vergelijkende bijwoorden oefeningen 1
2. Ona peva *lepše* nego prošle godine. (Hint: vergelijk de manier van zingen, gebruik ‘mooi’)
3. Mi učimo *pažljivije* za ispit. (Hint: vergelijk de manier van leren, gebruik ‘oplettend’)
4. Oni rade *jače* od drugih. (Hint: vergelijk de kracht, gebruik ‘sterk’)
5. Ti govoriš *glasnije* u razredu. (Hint: vergelijk het volume van spreken, gebruik ‘luid’)
6. Danas je on vozio *opreznije*. (Hint: vergelijk de manier van rijden, gebruik ‘voorzichtig’)
7. Pas trči *brže* nego mačka. (Hint: vergelijk snelheid, gebruik ‘snel’)
8. Mi se smejemo *srećnije* nego juče. (Hint: vergelijk de manier van lachen, gebruik ‘gelukkig’)
9. Deca se igraju *življe* u parku. (Hint: vergelijk de manier van spelen, gebruik ‘levendig’)
10. Ona rešava zadatke *lakše* nego ja. (Hint: vergelijk de moeilijkheid, gebruik ‘makkelijk’)
Vergelijkende bijwoorden oefeningen 2
2. Ti pričaš *jasnije* sada. (Hint: vergelijk de duidelijkheid, gebruik ‘duidelijk’)
3. Oni rade *temeljitije* nego prošli put. (Hint: vergelijk de grondigheid, gebruik ‘grondig’)
4. Mi slušamo muziku *tiše* u biblioteci. (Hint: vergelijk het volume, gebruik ‘stil’)
5. Ona uči *dublje* o temi. (Hint: vergelijk de manier van leren, gebruik ‘diepgaand’)
6. On se ponaša *pristojnije* nego ranije. (Hint: vergelijk het gedrag, gebruik ‘beleefd’)
7. Ti pišeš *brže* nego ja. (Hint: vergelijk de snelheid van schrijven, gebruik ‘snel’)
8. Deca se kreću *sporije* u učionici. (Hint: vergelijk de snelheid, gebruik ‘langzaam’)
9. Mi pričamo *jasnije* tokom sastanka. (Hint: vergelijk de duidelijkheid, gebruik ‘duidelijk’)
10. Ona odgovara *preciznije* na pitanja. (Hint: vergelijk de nauwkeurigheid, gebruik ‘precies’)