Vergelijkende bijwoorden oefeningen 1
2. Jeg snakker *tydeligere* nå enn før. (Hint: vergelijkend bijwoord van “tydelig” = duidelijk)
3. Hun jobber *hardere* enn alle andre. (Hint: vergelijkend bijwoord van “hard” = hard)
4. Vi kjører *sakte* enn bilen foran. (Hint: vergelijkend bijwoord van “sakte” = langzaam; hier is het vergelijkend: langzamer)
5. Det regner *mer* i dag enn i går. (Hint: vergelijkend bijwoord van “mye” = veel)
6. Han synger *bedre* enn sin søster. (Hint: vergelijkend bijwoord van “god” = goed)
7. Barna leker *lystigere* utendørs. (Hint: vergelijkend bijwoord van “lystig” = vrolijk)
8. Hun skriver *penere* enn meg. (Hint: vergelijkend bijwoord van “pen” = mooi)
9. Vi spiser *tidligere* på dagen enn vanlig. (Hint: vergelijkend bijwoord van “tidlig” = vroeg)
10. De kommer *snartere* enn forventet. (Hint: vergelijkend bijwoord van “snart” = snel / binnenkort)
Vergelijkende bijwoorden oefeningen 2
2. Hun danser *bedre* enn noen andre. (Hint: vergelijkend bijwoord van “god” = goed)
3. Vi kjører *langsommere* i trafikken. (Hint: vergelijkend bijwoord van “langsom” = langzaam)
4. De jobber *mer* effektivt denne måneden. (Hint: vergelijkend bijwoord van “effektiv” = efficiënt)
5. Du snakker *tydeligere* etter språkkurset. (Hint: vergelijkend bijwoord van “tydelig” = duidelijk)
6. Han spiller piano *bedre* nå enn før. (Hint: vergelijkend bijwoord van “god” = goed)
7. Hun løper *raskere* enn vennene sine. (Hint: vergelijkend bijwoord van “rask” = snel)
8. Vi sover *lenger* i helgene. (Hint: vergelijkend bijwoord van “lang” = lang)
9. Barna lærer *raskere* med denne metoden. (Hint: vergelijkend bijwoord van “rask” = snel)
10. De snakker *høfligere* med læreren. (Hint: vergelijkend bijwoord van “høflig” = beleefd)