Vergelijkende bijwoorden oefening 1
2. Hij spreekt Macedonisch *подобро* dan ik. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘beter’ in het Macedonisch.)
3. We eten vandaag *побавно* dan gisteren. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘langzamer’ in het Macedonisch.)
4. Jij werkt *попаметно* dan je collega. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘slimmer’ in het Macedonisch.)
5. Zij zingt *погласно* dan haar vriendin. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘luider’ in het Macedonisch.)
6. De kinderen spelen *подолго* dan normaal. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘langer’ in het Macedonisch.)
7. Ik schrijf vandaag *попрецизно* dan vorige week. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘nauwkeuriger’ in het Macedonisch.)
8. Jullie lopen *поблиску* dan zij. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘dichterbij’ in het Macedonisch.)
9. De hond blaft *погласно* dan de kat. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘luider’ in het Macedonisch.)
10. Zij danst *побрзо* dan haar zus. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘sneller’ in het Macedonisch.)
Vergelijkende bijwoorden oefening 2
2. Jij begrijpt de les *подобро* dan ik. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘beter’ in het Macedonisch.)
3. De trein rijdt *побрзо* dan de bus. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘sneller’ in het Macedonisch.)
4. Mijn zus zingt *погласно* dan ik. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘luider’ in het Macedonisch.)
5. Wij studeren *подолго* dan onze vrienden. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘langer’ in het Macedonisch.)
6. Jij werkt *попаметно* dan je teamgenoten. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘slimmer’ in het Macedonisch.)
7. De leraar spreekt *попрецизно* dan vorig jaar. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘nauwkeuriger’ in het Macedonisch.)
8. De kat rent *побрзо* dan de hond. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘sneller’ in het Macedonisch.)
9. Jullie antwoorden *подобро* dan de andere groep. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘beter’ in het Macedonisch.)
10. Ik lees dit boek *побавно* dan het vorige. (Hint: Gebruik het bijwoord voor ‘langzamer’ in het Macedonisch.)