Vergelijkende bijwoorden oefenen – Deel 1
2. Zij spreekt Bulgaars *по-добре* dan haar vriend. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “beter”)
3. Dit boek is *по-интересно* dan dat boek. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “interessanter”)
4. De auto rijdt *по-бавно* dan de fiets. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “langzamer”)
5. Ik werk *по-усърдно* dan vroeger. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “harder/ijveriger”)
6. Zij zingt *по-високо* dan haar zus. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “hoger”)
7. Het kind rent *по-далеч* dan de hond. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “verder”)
8. Deze film is *по-забавна* dan die serie. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “leuker/grappiger”)
9. De kat springt *по-високо* dan de hond. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “hoger”)
10. Wij eten *по-бързо* dan gisteren. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “sneller”)
Vergelijkende bijwoorden oefenen – Deel 2
2. Zij kijkt *по-внимателно* naar de details. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “voorzichtiger/oplettender”)
3. De student begrijpt de les *по-лесно* dan zijn klasgenoten. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “makkelijker”)
4. De trein rijdt *по-бързо* dan de bus. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “sneller”)
5. Het water stroomt *по-силно* na de regen. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “sterker”)
6. Zij werkt *по-успешно* aan haar project. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “succesvoller”)
7. De hond blaft *по-гласно* dan de kat. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “luider”)
8. Jij leest *по-бързо* dan ik. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “sneller”)
9. De leraar spreekt *по-ясно* tijdens de les. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “duidelijker”)
10. De wind waait *по-силно* vandaag. (Hint: Gebruik het bijwoord voor “sterker”)