Vergelijkende bijvoeglijke naamwoordoefening 1
2. Dit boek is *érdekesebb* dan dat boek. (Hint: vergelijk ‘érdekes’ voor ‘interessanter dan’)
3. Mijn hond is *gyorsabb* dan jouw hond. (Hint: vergelijk ‘gyors’ voor ‘sneller dan’)
4. De lucht is vandaag *tisztább* dan gisteren. (Hint: vergelijk ’tiszta’ voor ‘schoner dan’)
5. Haar huis is *szebb* dan ons huis. (Hint: vergelijk ‘szép’ voor ‘mooier dan’)
6. Dit examen was *könnyebb* dan het vorige examen. (Hint: vergelijk ‘könnyű’ voor ‘makkelijker dan’)
7. De weg naar school is *rövidebb* dan de weg naar het park. (Hint: vergelijk ‘rövid’ voor ‘korter dan’)
8. Zijn verhaal is *érdekesebb* dan het verhaal van zijn vriend. (Hint: vergelijk ‘érdekes’ voor ‘interessanter dan’)
9. Dit liedje is *hangosabb* dan het liedje op de radio. (Hint: vergelijk ‘hangos’ voor ‘luidruchtiger dan’)
10. De kamer is *melegebb* dan de woonkamer. (Hint: vergelijk ‘meleg’ voor ‘warmer dan’)
Vergelijkende bijvoeglijke naamwoordoefening 2
2. Zijn jas is *vastagabb* dan mijn jas. (Hint: vergelijk ‘vastag’ voor ‘dikker dan’)
3. De rivier is *mélyebb* dan het meer. (Hint: vergelijk ‘mély’ voor ‘dieper dan’)
4. Haar stem is *magasabb* dan de stem van haar zus. (Hint: vergelijk ‘magas’ voor ‘hoger dan’)
5. De berg is *magasabb* dan de heuvel. (Hint: vergelijk ‘magas’ voor ‘hoger dan’)
6. Dit probleem is *bonyolultabb* dan het vorige probleem. (Hint: vergelijk ‘bonyolult’ voor ‘complexer dan’)
7. Zijn werk is *fontosabb* dan mijn werk. (Hint: vergelijk ‘fontos’ voor ‘belangrijker dan’)
8. De taart is *édesebb* dan het koekje. (Hint: vergelijk ‘édes’ voor ‘zoeter dan’)
9. De film was *izgalmasabb* dan het boek. (Hint: vergelijk ‘izgalmas’ voor ‘spannender dan’)
10. De stoel is *kényelmesebb* dan de bank. (Hint: vergelijk ‘kényelmes’ voor ‘comfortabeler dan’)