Vergelijkende adjectieven oefening 1
2. Deze appel is *по-сладък* dan die banaan. (Vergelijk de smaak van fruit)
3. Mijn huis is *по-oud* dan jouw huis. (Vergelijk de leeftijd van gebouwen)
4. Zijn auto is *по-бърза* dan mijn auto. (Vergelijk de snelheid van voertuigen)
5. Deze weg is *по-къса* dan de andere weg. (Vergelijk de lengte van wegen)
6. De leraar is *по-строг* dan de docent van vorig jaar. (Vergelijk het karakter van personen)
7. Het boek is *по-интересно* dan de film. (Vergelijk de interessantheid van media)
8. De winter hier is *по-студена* dan de zomer. (Vergelijk de temperaturen van seizoenen)
9. Haar stem is *по-силна* dan die van hem. (Vergelijk het volume van geluid)
10. Deze taak is *по-лесна* dan de vorige taak. (Vergelijk de moeilijkheid van taken)
Vergelijkende adjectieven oefening 2
2. Mijn broer is *по-висок* dan ik. (Vergelijk lengte van mensen)
3. De film gisteren was *по-кратка* dan de film vorige week. (Vergelijk de duur van films)
4. Het examen vandaag was *по-трудно* dan dat van vorig jaar. (Vergelijk moeilijkheid van examens)
5. De rivier hier is *по-дълбока* dan de rivier in het noorden. (Vergelijk diepte van rivieren)
6. De kamer aan de rechterkant is *по-светла* dan de kamer aan de linkerkant. (Vergelijk lichtinval in kamers)
7. Haar huiswerk is *по-интересно* dan dat van haar zus. (Vergelijk de aard van huiswerk)
8. Dit lied is *по-популярно* dan dat lied. (Vergelijk populariteit van muziek)
9. De hond is *по-бърз* dan de kat. (Vergelijk snelheid van dieren)
10. Deze taak was *по-лесна* dan ik had verwacht. (Vergelijk moeilijkheid van taken)