Vergelijkende adjectiefoefeningen – Oefening 1
2. 今天的天气*比*昨天冷。(Hint: Gebruik “比” om te vergelijken dat het kouder is.)
3. 他跑步跑得*比*我快。(Hint: Vergelijk snelheid met “比”.)
4. 这本书*比*那本书有趣。(Hint: Gebruik “比” om te zeggen dat iets interessanter is.)
5. 我的房间*比*你的房间干净。(Hint: Gebruik “比” om netheid te vergelijken.)
6. 她唱歌唱得*比*我好。(Hint: Vergelijk zangvaardigheid met “比”.)
7. 这条路*比*那条路短。(Hint: Gebruik “比” voor het vergelijken van lengte.)
8. 今天的考试*比*上次难。(Hint: Gebruik “比” om moeilijkheid te vergelijken.)
9. 他的汉语水平*比*我高。(Hint: Gebruik “比” om het niveau te vergelijken.)
10. 我的手机*比*他的手机新。(Hint: Gebruik “比” om nieuwheid te vergelijken.)
Vergelijkende adjectiefoefeningen – Oefening 2
2. 他今天没有昨天*忙*。(Hint: Gebruik “没有” om te zeggen dat iemand minder druk is.)
3. 我的汉语没有他的汉语*好*。(Hint: Gebruik “没有” om vaardigheid te vergelijken.)
4. 这家饭店没有那家饭店*贵*。(Hint: Gebruik “没有” om prijs te vergelijken.)
5. 今年的冬天没有去年*冷*。(Hint: Gebruik “没有” om temperatuur te vergelijken.)
6. 他的车没有我的车*快*。(Hint: Gebruik “没有” om snelheid te vergelijken.)
7. 这次考试没有上次*难*。(Hint: Gebruik “没有” om moeilijkheid te vergelijken.)
8. 我的包没有你的包*重*。(Hint: Gebruik “没有” om gewicht te vergelijken.)
9. 这条裙子没有那条裙子*长*。(Hint: Gebruik “没有” om lengte te vergelijken.)
10. 我的电脑没有他的电脑*新*。(Hint: Gebruik “没有” om nieuwheid te vergelijken.)