Verbale perifrase-oefening 1: Toekomende tijd en intentie uitdrukken
2. Hij *zal* volgende week studeren voor het examen (toekomende tijd).
3. Wij *zijn van plan* om dit weekend te reizen (intentie uitdrukken).
4. Jij *gaat* vanavond sporten (toekomende tijd).
5. Zij *zal* later bellen (toekomende tijd).
6. Jullie *zijn van plan* om samen te lunchen (intentie uitdrukken).
7. Ik *zal* morgen een boek lezen (toekomende tijd).
8. Hij *gaat* binnenkort verhuizen (toekomende tijd).
9. Wij *zijn van plan* om een film te kijken (intentie uitdrukken).
10. Jij *zal* straks eten klaarmaken (toekomende tijd).
Verbale perifrase-oefening 2: Verplichting en mogelijkheid aangeven
2. Zij *kan* goed zingen (mogelijkheid aangeven).
3. Jij *moet* op tijd komen (verplichting).
4. Wij *kunnen* morgen afspreken (mogelijkheid).
5. Hij *moet* hard werken voor het examen (verplichting).
6. Jullie *kunnen* die taak samen doen (mogelijkheid).
7. Ik *moet* elke dag sporten (verplichting).
8. Zij *kan* drie talen spreken (mogelijkheid).
9. Jij *moet* vandaag vroeg naar bed (verplichting).
10. Wij *kunnen* volgende week op vakantie gaan (mogelijkheid).