Tweede voorwaardelijke zinnen – oefening 1
2. Ef þú *gætir* flutt til Íslands, hvað myndir þú gera? (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „geta” om een mogelijkheid uit te drukken.)
3. Ef hann *myndi* vinna, væri hann mjög glaður. (Gebruik de voorwaardelijke wijs van „munu” om een gevolg te tonen.)
4. Ef við *hefðum* tíma, förum við í sund. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „hafa” voor een onwerkelijke voorwaarde.)
5. Ef þau *væru* hér, myndu þau hjálpa okkur. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „vera” voor een onwerkelijke situatie.)
6. Ef ég *vildi* læra íslensku, myndi ég æfa daglega. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „vilja” voor een hypothetische wens.)
7. Ef þú *sæir* hann, segðu honum að koma. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „sjá” in de voorwaarde.)
8. Ef við *gæfum* honum gjöf, væri hann ánægður. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „gefa” voor een hypothetische actie.)
9. Ef ég *fengi* tækifæri, myndi ég ferðast um heiminn. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „fá” voor een hypothetische situatie.)
10. Ef hún *hætti* að vinna, myndi hún eiga meiri frítíma. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „hætta” om een hypothetische verandering uit te drukken.)
Tweede voorwaardelijke zinnen – oefening 2
2. Ef þú *vært* heima í kvöld, gætum við hist. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „vera” voor een onwerkelijke situatie.)
3. Ef hann *gengi* í skólann, myndi hann læra mikið. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „ganga” in de voorwaarde.)
4. Ef við *ætluðum* að fara, þyrftum við að pakka. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „ætla” voor een hypothetische planning.)
5. Ef þau *hefðu* bíl, gætu þau farið á ferðalag. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „hafa” in de voorwaarde.)
6. Ef ég *fengi* vinnu hér, væri ég mjög ánægður. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „fá” voor een hypothetische situatie.)
7. Ef þú *sæir* það, myndir þú skilja. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „sjá” in de voorwaarde.)
8. Ef hann *væri* hér, myndum við spjalla. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „vera” voor een hypothetische situatie.)
9. Ef við *gætum* talað íslensku betur, væri það auðveldara að lifa hér. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „geta” voor een wens.)
10. Ef hún *héldi* áfram að æfa, myndi hún verða betri. (Gebruik de onvoltooid verleden tijd van „halda” voor een hypothetische voortzetting.)