Oefening 1: Tweede voorwaardelijke zinnen in het Bulgaars – Werkwoordsvormen
2. Als hij meer tijd *had*, zou hij met ons meegaan. (gebruik de verleden tijd van “hebben”)
3. Zij *zou reizen* als ze vakantie had. (gebruik de voorwaardelijke wijs van “reizen”)
4. Als wij dichter bij de zee *woonden*, zouden we elke dag zwemmen. (gebruik de verleden tijd van “wonen”)
5. Als jij harder *studeerde*, zou je het examen halen. (gebruik de verleden tijd van “studeren”)
6. Als het vandaag niet regende, *zou ik gaan* wandelen. (gebruik de voorwaardelijke wijs van “gaan”)
7. Hij *zou blij zijn* als hij je zag. (gebruik de voorwaardelijke wijs van “blij zijn”)
8. Als zij beter *sprak*, zou ze de baan krijgen. (gebruik de verleden tijd van “spreken”)
9. Als wij meer geld *hadden*, zouden we een auto kopen. (gebruik de verleden tijd van “hebben”)
10. Jij *zou kunnen slagen* als je meer oefende. (gebruik de voorwaardelijke wijs van “kunnen slagen”)
Oefening 2: Tweede voorwaardelijke zinnen in het Bulgaars – Hypothetische situaties
2. Als hij een auto *had*, zou hij naar het strand rijden. (gebruik de verleden tijd van “hebben”)
3. Wij *zouden meer sporten* als we tijd hadden. (gebruik de voorwaardelijke wijs van “sporten”)
4. Als jij beter *luisterde*, zou je het antwoord weten. (gebruik de verleden tijd van “luisteren”)
5. Zij *zou dansen* als ze muziek hoorde. (gebruik de voorwaardelijke wijs van “dansen”)
6. Als het niet zo koud *was*, zouden we buiten zitten. (gebruik de verleden tijd van “zijn”)
7. Als jij vriendelijker *was*, zouden mensen je leuk vinden. (gebruik de verleden tijd van “zijn”)
8. Wij *zouden een feestje geven* als we meer vrienden hadden. (gebruik de voorwaardelijke wijs van “geven”)
9. Hij *zou een boek lezen* als hij tijd had. (gebruik de voorwaardelijke wijs van “lezen”)
10. Als zij meer oefende, *zou ze beter spreken*. (gebruik de voorwaardelijke wijs van “spreken”)