Top 50 Russische werkwoordoefeningen voor Russische grammatica – Oefening 1: Tegenwoordige tijd
2. Jij *читаешь* een boek. (Tegenwoordige tijd van читать, ‘lezen’)
3. Hij *пишет* een brief. (Tegenwoordige tijd van писать, ‘schrijven’)
4. Wij *идём* naar school. (Tegenwoordige tijd van идти, ‘gaan’)
5. Jullie *делаете* huiswerk. (Tegenwoordige tijd van делать, ‘doen/maken’)
6. Zij (meervoud) *слушают* muziek. (Tegenwoordige tijd van слушать, ‘luisteren’)
7. Ik *вижу* een vogel in de tuin. (Tegenwoordige tijd van видеть, ‘zien’)
8. Jij *понимаешь* de vraag. (Tegenwoordige tijd van понимать, ‘begrijpen’)
9. Hij *работает* in een kantoor. (Tegenwoordige tijd van работать, ‘werken’)
10. Wij *живём* in Moskou. (Tegenwoordige tijd van жить, ‘wonen/leven’)
Top 50 Russische werkwoordoefeningen voor Russische grammatica – Oefening 2: Verleden tijd
2. Jij *читала* het boek gisteren. (Verleden tijd van читать, ‘lezen’, vrouwelijk)
3. Zij (vrouwelijk) *писала* een brief. (Verleden tijd van писать, ‘schrijven’)
4. Wij *шли* naar het park. (Verleden tijd van идти, ‘gaan’, mannelijk meervoud)
5. Jullie *делали* het huiswerk samen. (Verleden tijd van делать, ‘doen/maken’)
6. Zij (meervoud) *слушали* de muziek gisteren. (Verleden tijd van слушать, ‘luisteren’)
7. Ik *видел* een vogel in de tuin. (Verleden tijd van видеть, ‘zien’, mannelijk)
8. Jij *понимала* de vraag niet. (Verleden tijd van понимать, ‘begrijpen’, vrouwelijk)
9. Hij *работал* in het kantoor. (Verleden tijd van работать, ‘werken’, mannelijk)
10. Wij *жили* in Moskou vorig jaar. (Verleden tijd van жить, ‘wonen/leven’)